Carry van Bruggen (1881-1932)

Carry van Bruggen (1881-1932)

Kunst uit het dorp van Mauve

Carolina Lea de Haan werd op 1 januari 1881 geboren te Kloosterveen (gem. Smilde), in een joods gezin dat uiteindelijk 16 kinderen zou tellen. Ze was de dochter van de streng joods-orthodoxe voorzanger en godsdienstonderwijzer Izak de Haan en Betje Rubens. Carla was het derde kind, haar broer, de later bekende schrijver Jacob Israël de Haan, het vierde kind. 

Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 100 [2007-2]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.

Mary van der Schaal-de Valk

In 1882 kreeg vader De Haan een aanstelling als rabbijn in Gorrendijk waar hij jammer genoeg niet kon aarden. Hij kreeg dan ook in 1885 zijn ontslag en de familie vertrok kort daarop naar Zaandam. Carry ging daar naar de ULO-school en volgde een opleiding tot onderwijzeres. Zij vestigde zich als zodanig in 1900 te Amsterdam. Hier kwam zij door toedoen van haar broer Jacob in contact met een studentikoos en artistiek milieu. Zij heeft maar vier jaar les gegeven van 1900 tot 1904. 

Portret van Carry van Bruggen, door Annie de Meester (1915)

In 1904 trouwde zij met de journalist en letterkundige Kees van Bruggen. Zij kregen twee kinderen, een zoon en een dochter. Al spoedig vertrok het echtpaar echter naar Medan op Sumatra omdat Kees, voor Carry, zijn vrouw had verlaten en dacht in Nederland geen voet meer aan de grond te krijgen. Indië werd voor hen een desillusie. “We hadden het land niet lief en zouden er geen vrienden maken” schreef Carry later. Terwijl haar echtgenoot zich door conflicten bij de krant waar hij werkte worstelde, probeerde zij tevergeefs zich thuis te voelen. Maar zij paste er niet, eigenzinnig als ze was met haar zelfstandige opinies. 

In 1907 keerde het echtpaar terug in Nederland en debuteerde Carry met verhalen in de bundel “In de schaduw” (Van kinderleven). Dit is het eerste van een vijftal boeken die zij tussen 1907 en 1910 heeft geschreven en die deels handelden over het leven in de tropen, deels zich afspeelden in het joodse milieu van haar jeugd. 

Carry van Bruggen in Deli op Sumatra’s Oostkust in het toenmalige Nederlands-Indië.

Zij schreef ook voor tal van tijdschriften, o.m. voor “Groot Nederland” en “De Gids”. Veel van haar werk werd gepubliceerd onder het pseudoniem Justine Abbing. Haar beste en meest succesrijke werk uit deze periode was “De verlatene” (1910). Intussen was Van Bruggen zich meer gaar interesseren voor filosofie en daarbij vond zij steun en aanmoediging bij Frans Coenen met wie ze innig bevriend was geraakt.

In 1914 gingen Carry en Kees van Bruggen uit elkaar. Carry woonde inmiddels zelfstandig in Laren en voorzag in haar onderhoud voor haar en de kinderen door lesgeven en het houden van lezingen. Veel van haar ervaringen van haar huwelijk en echtscheiding verwerkte Carry in haar roman “Een coquette vrouw (1915). In 1919 schreef zij o.a. het werk “Prometheus”, waarin zij de ontwikkeling van individualiteit in de literatuur onderzoekt en de vloer aanveegt met alle vormen van conservatisme en verstarring. In 1920 hertrouwde ze met de 21 jaar oudere kunshistoricus A. Pit. In de eerste jaren van haar gelukkige jaren van dit huwelijk schreef ze o.a. de verhalenbundels: “Het huisje aan de sloot”( 1921), Avontuurtjes (1922) en “Vierjaargetijden” (1924), die vooral opvallen door de zachte herinnering, de acceptatie van het verleden. Het huisje aan de sloot behaalde zelfs de prijs van de Haagsche post, die de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden toekende aan de beste roman van dat jaar. Na de WO 11 is, mede onder invloed van de tweede feministische golf en een sterker accent van Van Bruggens denkbeelden, de roman “Eva” steeds populairder geworden en werd het veruit haar meest herdrukte werk. Niet lang na het verschijnen van ‘Eva’ begon Carry te lijden aan psychische problemen die haar op de rand van krankzinnigheid brachten. De laatste jaren van haar leven moest zij voortdurend verpleegd worden in instellingen.

16 November 1932 overleed ze, vermoedelijk bewust, aan een overdosis slaapmiddelen in haar woonplaats Laren. Carry van Bruggen ligt begraven op de Algemene begraafplaats in Laren (graf 9 E). Op haar grafsteen staat haar schrijversnaam Justine Abbing.

Bronnen: het damescompartiment online; Werkgroep Indische letteren, en internet

Carry van Bruggen in 1911.