Bertus Bouwman droomt van eigen brandweermuseum

Bertus Bouwman droomt van eigen brandweermuseum

Bij Bertus is alles rood. Brandweerrood. Wie wandelt over het Mauvezand langs het Zandgat ziet op de hoek een kleine goed verzorgde voortuin met brandweerbuizen die uit de heg opdoemen en brandweerkranen die als tuinbeelden zijn neergezet. Aan de gevel een blauw wit bord: Het brandpad. Boven de deur een alarmlicht. Ook de gordijntjes van de schuur hebben de kleur van zijn grote passie en de bedrijfswagen, waarmee hij dagelijks er op uit trekt om het landgoed van zijn zwager achter paleis Soestdijk te verzorgen, heeft dezelfde kleur. Elke kamer van het huis, waar hij samen met zijn moeder woont, kent meerdere glazen vitrines. Beneden de poppencollectie van ‘mensje’, zoals hij haar noemt, boven de brandweerautootjes van hemzelf. Duizenden zijn het er. Alles keurig gerangschikt. Soms kan hij uren voor de vitrines zitten.” Dan pak ik er één, kijk er nog eens naar, zet hem weer bij een ander neer en op een gegeven moment zit ik de hele kast te veranderen.” Mensje lacht. “ Echt waar? Als hij een tik heeft, dan heeft hij die van mij. Als klein kind, mocht ik met mijn vader Piet de Leeuw altijd mee naar een brand kijken. Hij had een groentezaak op het Zevenend. Als er alarm was, liet hij zijn klanten zo in de steek en gingen we er op af.” Ze schatert.

Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 84 [2003-2]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.

Door Leo Janssen

“Je kunt je nooit verstoppen achter een verzameling”
De fascinatie voor vuur delen ze beiden. Naast zijn bed heeft Bertus een scanner staan.Voor een fikse brand komt hij er dan ook uit. “Niet voor een schoorsteenbrandje, hoor. Het is natuurlijk heel erg voor de mensen die het overkomt, laat daar geen misverstand over bestaan, maar het spel van het vuur en het water fascineert me. Het water dat uiteindelijk de lekkende vlammen overwint.” Als hij zijn leven over mocht doen zou hij beslist brandweerman worden. Toch is het er nooit van gekomen. Althans niet in Laren. “Ik heb mij destijds bij de vrijwillige brandweer aangemeld. Het was de tijd van commandant Van den Brink. Ik ben een paar keer naar hem toe gegaan, maar ze hadden mensen genoeg. Toen hij overleed heb ik het daarna bij Han Kras, de huidige commandant, geprobeerd, maar toen was ik boven de dertig en te oud.” Wel heeft hij tijdens zijn dienstjaren bij de marinebrandweer op de Kooi in Den Helder gediend. “Het was een tijd van 24 uur op elkaar aangewezen zijn. Van saamhorigheid en rotsvast vertrouwen in de ander. Een paar maanden voor ik afzwaaide is die passie voor het verzamelen begonnen. Raakte ik door het virus besmet en begon de ziekte. Mijn eerste autootje was een Crashtender uit 1976. Ik denk dat ik er een gulden of veertig voor heb betaald. Toen al een aardig bedrag, maar hij maakte dan ook geluid.” Zijn verzameling houdt hij zorgvuldig bij. Van ieder exemplaar heeft hij een foto gemaakt en minutieus beschreven. Boeken vol. Toch stopt zijn verzameldrift niet alleen bij de kleine miniaturen.

Zijn huis hangt vol met schilderijen en affiches over brand, hij bezit brandweerhelmen uit de praktijk, maar ook miniatuurexemplaren van nog geen centimeter. Ook luciferdoosjes met brandweertableaus, beeldjes van brandweermannen, vaantjes. Teveel om op te noemen. Ook de zolder staat boordevol brandweeronderdelen en in zijn schuur even verderop, staat een antieke motorspuit die hij zorgvuldig uit elkaar heeft gehaald en met grote liefde als nieuw heeft gerestaureerd. Per jaar besteedt hij wel vier maanden aan zijn hobby. “Ik ga ook nooit op vakantie. Laat mij maar lekker rommelen. Heerlijk vrij in mijn eentje. Ik heb niemand nodig.” Zijn moeder knikt. “Ik denk dat wij twee Einzelgangers zijn”, zegt ze. Het liefst zouden moeder en zoon willen verhuizen naar een boerderij in Friesland met een paar grote hallen erbij. “Dan douw ik hem helemaal vol met brandweerauto’s en dan komen ze vanzelf aan de beurt. Dan kan ik me helemaal uitleven.” Bijna zag hij zijn kans schoon om die droom te verwezenlijken toen er een advertentie in de krant verscheen waarin de oude brandweerkazerne van de Lage Vuursche werd aangeboden. Ze vroegen zo’n 15.000 gulden huur per jaar en dat kon met mijn loon van onderhoudswerker niet opbrengen. Maar mocht de kans zich ooit nog eens voordoen, dan ga ik ervoor.

Regelmatig bezoekt Bertus beurzen om zijn collectie te kunnen uitbreiden. In binnen- en buitenland. “Vooral op de beurs in België bij de Franse grens vind je nog heel bijzondere exemplaren. Of in Amsterdam en Papendrecht. De handelaren kennen mij inmiddels en leggen meestal een paar exemplaren voor mij opzij. Ik kom dan ook altijd wel met iets thuis. Maar ook grijp ik er wel eens naast. Dat ik te lang wacht. Dat ik denk; het is zo’n groot geval, laat ik het maar kopen vlak voor ik naar huis ga. En dan is het weg. Dagen kan ik daar ziek van zijn. En vaak kost het veel geld. Ik zit bijvoorbeeld nu al een paar jaar te loeren op een miniatuur, die zo mooi is afgewerkt, waar de kasten van de auto zo kunstig zijn nagemaakt. Het is een Amerikaans exemplaar dat toch zeker€ 600 moet op brengen. Maar ja, het verlangen is soms mooier dan het hebben,” zegt hij zich zelf moed insprekend. “Er zijn zoveel exemplaren. Ik heb een soort catalogus met allerlei modellen. Ik denk dat ik er nog geen kwart van heb.

Even had hij schrik dat zijn collectie verloren zou gaan. Vijf jaar geleden hoorde hij op zijn op een beurs aangeschafte brandweerpieper dat er alarm was voor het Mauvezand. Een rolbliksem was ingeslagen. Terwijl hij van zijn werk direct naar huis reed, hoorde hij dat het op de hoek van het Zandgat was. “Je probeert je voor te stellen hoe erg het dan is. Toen ik de brandweerauto voor ons huis zag staan, bleek het gelukkig mee te vallen. Wel waren alle elektriciteitsapparaten kapot.” Van de Larense brandweer heeft hij vreemd genoeg geen enkel attribuut. “Het heeft niets te maken met het feit dat ik niet de kans heb gekregen om tot het corps toe te treden. Ik ken ook enkele leden die hier verderop wonen, persoonlijk. Ik vind ook het bijzonder dat ze 75 jaar bestaan en ik hoop echt dat de brandweeroptocht er komt. Dat ik dan mee kan lopen met mijn gerestaureerde motorspuit. Kan ik als Laarder toch iets vrijwillig bijdragen aan hun feestje! Ik ben dan wel een Einzelganger, maar ik verstop me niet achter mijn verzameling. Er bestaat ook nog zoiets als een Larens gevoel en daar is de brandweer een goed voorbeeld van.