Antoon Derkinderen (1859–1925)

Antoon Derkinderen (1859–1925)

Kunst uit het dorp van Mauve

Tekenaar, kunstschilder, lithograaf, glazenier & ontwerper

Antonius Johannes werd geboren in ’s Hertogenbosch op 20 december 1859. Zijn ouders waren Antonius Henricus Derkinderen en Hendrica de Rooij. Zijn vader is later gehuwd met Johanna Henriëtte Besier. Antonius groeide op in een Rooms-Katholiek gezin en na zijn lagere schooltijd begon zijn studie,
van 1874 tot 1878, aan de Rijkskweekschool voor Onderwijzers in zijn geboorteplaats,
daarbij behaalde hij de akten Wiskunde en Tekenen. 

Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 160 [2022-2]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 9,50 per stuk in de Lindenhoeve en bij Bruna te koop, zolang de voorraad strekt.

Tekst: Mary van der Schaal

Fotocollectie Atelier J. Merkelbach, 1914

In 1880 begon hij zijn opleiding in zijn geboorteplaats aan de Koninklijke School voor Nuttige en Beeldende Kunsten onder leiding van J.Th. Stracké. Daarna ging hij naar Amsterdam waar hij aan de Rijksacademie studeerde en Jan Toorop ontmoette. In 1882 gingen zij samen naar Brussel. Daar heeft Antoon een jaar gewerkt onder leiding van J. Portaels. Hij volgde een opleiding aan de Brusselse Kunstacademie. Alles ging hem vlot af en in 1883 vervolgde hij zijn studie weer in Amsterdam aan de Rijkacademie van Beeldende Kunsten. Tot 1890 verbleef hij in Brussel en vestigde zich daarna in Laren. Na zijn eerste woning daar ging hij later verhuizen naar de Naarderstraat 67, in de villa ‘De Zonnebloem’. 

Hij liet een werkplaats zetten om daar te schilderen en te werken in glas-in-lood. Hij beschilderde ook glas, tekende, etste, lithografeerde portretten en naakten en maakte ook wandschilderingen. Tijdens deze jaren behaalde hij zijn titel als doctor h.c. aan de Universiteit te Groningen. Zijn ideaal was eigenlijk om naar voorbeeld van de middeleeuwse gilden leerlingen op te leiden tot kunstschilder, maar er was weinig belangstelling voor en daarom vertrok Antonius weer naar Amsterdam, omdat hij daar tot directeur van de Rijksacademie werd benoemd. Deze functie heeft hij tot aan zijn overlijden vervuld. 

Jan Toorop in het atelier van Constantin Meunier te Brussel, aquarel, 285×240mm

Naakt

Hij werd gezien als een jong veelbelovend kunstenaar. Tijdens zijn studie had hij al een opdracht gekregen om ter gelegenheid van het 700-jarig bestaan van s’ Hertogenbosch, een wandschildering te maken in het Bossche Stadhuis en ook een in de Koopmanbeurs (De Beurs van Berlage). De schildering in het stadhuis deed toentertijd veel stof opwaaien en in 1892 publiceerde Jan Veth zijn boek: ‘Derkinderens wandschildering in het Bossche stadhuis’. Dit boek, bleek later, zou een belangrijke bijdrage leveren aan de theorievorming van de Nieuwe Kunst in Nederland. Intussen maakte hij boekversieringen voor de Vondeluitgave van de Mis van Diepenbrock. Zijn omvangrijkste Boekversieringswerk is ongetwijfeld het werk van Joost van den Vondels Gijsbrecht van Aemstel: ‘D’ondergang van sijn stad en sijn ballingschap’ met een inleiding van L. Simons. Toneel-decoratieontwerpen van H.P. Berlage, en Muziek van Bernhard Zweers. In 1884 kreeg hij van de priester B.H. Klönne opdracht om een wandschildering te maken van de Middeleeuwse Amsterdamse ‘Processie van het Heilig Sacrament van Mirakel’ waarmee de rector Klönne een bestemming wilde geven aan het geld dat hij bij zijn zilveren priesterfeest op 15 augustus 1884 had ontvangen. Het doek zou bestemd zijn voor de Begijnhofkerk in Amsterdam. Maar Antonius voorbeeld had hij uitgevoerd in geabstraheerde afbeeldingen van schimmige figuren en het viel totaal niet in de smaak van de priester. Anton maakte nieuwe tekeningen in een realistische weergave en die werden direct goedgekeurd. Op dit schilderij was de processie te zien met daarin lopende meer dan 70 personen (allemaal vooraanstaande katholieken uit Amsterdam), gekleed in 16e-eeuwse kleding met daarbij behorende wapens. Alle tekeningen hiervan zijn in het archief bewaard gebleven en ook alle namen van de 70 zeer goed getroffen geportretteerden zijn daar vereeuwigd. Sindsdien was Derkinderens reputatie als monumentaal schilder gevestigd.

Muurschildering in hal, ’s-Hertogenbosch

Omslag Gedenkboek, 1893

In 1893 kreeg Anton de opdracht om een ‘tweede Bossche wand’ te schilderen, maar die werd niet gunstig ontvangen omdat hij bij dit werk het principe van stillering verder had doorgevoerd.

Als illustrator heeft Derkinderen zijn medewerking verleend aan de boekuitgave van Joost van den Vondels treurspel ‘Gysbrecht van Amstel’, een boekwerk waaraan ook de musici Alphons Diepenbrock, Bernard Zweers en architect H.P. Berlage (als decorontwerper) een bijdrage leverden. De samenwerking werd voortgezet door het verzoek van Berlage om muurschilderingen te maken in het door Berlage ontworpen gebouw van de Algemene Maatschappij van Levensverzekering en Lijfrente in de Beurs van Amsterdam. Derkinderen zou de versiering verzorgen van de vergaderzaal, maar zijn ontwerpschetsen vielen niet in de smaak van de literator Verwey. Dit leidde tot een meningsverschil met Berlage en Verwey, dat werd beëindigd met een rechtszaak. Zij zouden tenslotte akkoord gaan met een schikking. Door technische omstandigheden zijn de schilderingen met uitzondering van een glasraam niet uitgevoerd. Na deze zaak kreeg Antonius geen belangrijke opdrachten meer voor muur-schilderingen.

Ontwerp interieur van de Beurs van Berlage

Ontwerp postzegel ‘Amsterdamsche Vereeniging tot bestrijding der tuberculose’

Derkinderen interesseerde zich voor het werken in glas-in-loodkunst. Zijn eerste opdracht hierin was het gebrande glas-in-loodvenster voor het gebouw van de Rijksuniversiteit van Utrecht (1893/1894). Dit venster heeft hij nog in zijn eigen atelier kunnen maken, maar het gebrek aan meer opdrachten
dwong hem om in 1906 de werkplaats te verkopen. Antonius laatste grote opdracht: ramen voor het door
K.P.C. de Bazel ontworpen gebouw van de Nederlandse Handel- Maatschappij (1919-1926) zou door zijn overlijden in 1925 onvoltooid blijven.

In 1906 werd hem gevraagd een ontwerp te maken voor een Nederlandse postzegel, ten behoeve van de tuberculose­bestrijding. Het hoogtepunt van Derkinderens carrrière was zijn benoeming in 1907 tot hoogleraar-directeur van de Rijksacademie van Beeldende Kunst te Amsterdam. Zo kon hij zijn opvatting over het kunstonderwijs verwezenlijken. Hij spande zich in om de monumentale schilder- en beeldhouwkunst een plaats te geven in het lesprogramma. Zijn invloed als kunstenaar en stimulerend docent reikte tot ver in de jaren dertig/veertig, maar hij heeft geen omvangrijk oeuvre nagelaten. Antonius Johannes Derkinderen overleed op 2 november 1925 in Amsterdam.

Bronnen: Madelon Broekhuis, Internet, Gooi- en Eemlander.

Studie van ‘halfnaakte man met tulband’

Gebrandschilderde glas-in-loodramen in de voormalige Nederlandsche Handelmaatschappij