Ansichtkaart met een verhaal
12 mei 2021 – In zijn wekelijkse column voor de Laarder Courant De Bel en op de site bol-an.nl schreef Leo Janssen op 7 mei (170) en op 12 mei 2021 (171) over een historische en bijzondere ansichtkaart.
Bol-An 170 (7 mei 2021)
“Hallo Leo, ik heb iets leuks voor je, materiaal voor een column, gekregen via mijn vriendin Diny die vaak naast jou zit op de eerste rij. Via haar broer in Duitsland. Lang verhaal dus bellen of komen halen.” Kijk dat zijn de betere berichten: spannend! Vrijdag snelde ik naar het Dickenstheater aan de P.C. van den Brinkweg van Else Flim en Aad Kok van wie het appje afkomstig was en waar ik hartje winter altijd met veel plezier naar hun Dickens readings ga en dan het liefst dicht bij de warme kachel zit naast de mij niet voor ogen staande Diny.
Else haalt de verrassing tevoorschijn. Een brief. Afzender Johannes Wezenberg, Wangerland in het Noord Duitse Nedersaksen. Diny’s broer had de zolder van zijn Poolse schoonvader opgeruimd en was op een collectie ansichtkaarten gestuit met daartussen één prentbriefkaart uit Laren. Ik pakte de foto: Zevenend. Uitg. Nauta, Velsen. (De Fries Jelle Nauta, in 1885 onderwijzer te Velsen, was in zijn vrije tijd drukker en gaf in 1899 een serie prentbriefkaarten uit.)
De sfeervolle, ‘gelopen kaart’ – dus met tekst erop- toont de Zevenenderdrift op de plek waar nu twee aangeklede poppen naar binnen gluren bij het boerderijtje ‘Waarom? Daarom!’ van de vakkundige naaister Annie, weduwe van oud brandweerman en miniatuurbouwer Jaap Zoon. Vroeger was het het snoepwinkeltje van Karel Grob die zomers ook consumptie ijs maakte dat door zijn dochter voor één, drie of vijf cent op de Brink werd verkocht.
Op de kaart poseren kinderen in hun boezeroentjes aan beide kanten van de onverharde weg, gadegeslagen door twee heren. Een sjiek echtpaar komt even verder gearmd aangelopen, een boerin kijkt of de was al droog is: een perfect geënsceneerd Larens zondagdorpstafereel. “En?”, vraagt Else, nog niet zeker of ik de verrassing al ontdekt heb. Ik kijk nogmaals.
Een getekende pijl wijst naar een meisje midden in het groepje links. ‘Mon modele’ staat er rechtsboven bijgeschreven. “Bijzonder, een schilder”, roep ik enthousiast. “Wie?” Op de achterkant lees ik Manuel Barthold. De naam zegt me niets. De ansichtkaart is bestemd voor een zekere Lefebvre in Parijs. Ik lees, vrij vertaald, ‘Laren, NH 8 nov. 1906 Beste vriend Lefebre, Ik stuur je een kaart waarop ‘waar ik woon’ fraai staat afgebeeld. Ik werk hard en ben druk bezig met grote schilderijen voor de Salon. Ik hoop je half maart te zien’ Barthold blijkt een impressionistisch schilder, een tot Amerikaan genaturaliseerde Rus die diende bij het keizerlijk leger en op zijn twintigste in New york al onderscheiden werd met een zilveren medaille van de National Academy of Design.
Daarna trok hij om zijn stijl te verbeteren naar Frankrijk, nam een dubbele nationaliteit aan en vertrok zomers vanuit zijn Parijse atelier naar Laren waar hij naast de hier al vijftig wonende Larense kunstschilders, verbleef tussen de vele Amerikanen en Engelsen – zoals Keith, Howe, Raphael en later Singer – die in ons dorp waren neergestreken. ‘Om’ zoals criticus en schilder Otto van Tussenbroek schreef ‘mee te doen aan ‘de interieur fabricage recept- Albert Neuhuys.’ Toch ging het Barthold hier niet om. Hij wilde het Hollandse licht en de portretkunst uit de 17e eeuw leren kennen. Hoe succesvol hij werd, wie Lefebvre was en vooral het modelletje op de kaart…. Bol an mensen, daarover een volgende keer.
Bol-An 171 (12 mei 2021)
12 mei.- De Frans beschreven prentbriefkaart uit 1906 die ik vorige week kreeg van Else Flim van het Dickenstheater, blijft boeien. Niet vanwege de foute melding ‘Zevenend’, – het is de Zevenenderdrift waar Larense kinderen in een pastorale omgeving poseren voor het snoepwinkeltje van Karel Grob -, maar meer door vragen als ‘Was de afzender, de in Rusland geboren Amerikaans-Franse schilder Manuel Barthold, bekend? En wie is het meisje die hij met een pijl aanduidt als ‘mon modele’? Waarom schrijft hij de geadresseerde, monsieur Lefebvre’ aan over een Salon?
Jules-Joseph Lefebvre (1836-1911) was toentertijd een beroemd portretschilder, meestal (mooie) vrouwen; en vaak naakt.‘Beter dan wie ook, streelt hij, met een penseel zowel delicaat als zeker, de golvende contour van de vrouwelijke vorm“.Concurrent van de eerst als kitsch verguisde, maar tot op de dag van vandaag geroemde schilder William Bouquereau. De feminine Lefebvre, professor aan de École des Beaux-Arts en de l’Académie Julian had veel Amerikaanse schilders als student. Zijn beroemdste werk La Verité, een naakte vrouw die een spiegel hooghoudt, hangt in het topmuseum van Parijs, het Musée d’Orsay.
Manuel Barthold schreef dus zijn leraar deel te willen nemen aan de meest prestigieuze kunsttentoonstelling ‘De Salon’.Gevestigde academie kunstenaars in Parijs mochten er hun werk aan de muur hangen. (Was je afgewezen, kreeg je werk een R (refusé) en kwam je niet meer aan de bak. Hoewel? Nieuwelingen gingen hun eigen weg naar de ‘Salon des Refusés’ met grote namen als Courbet, Manet, en Cézanne. Belangrijk was ook, waar jouw schilderij kwam te hangen. Prominent in het zicht of helemaal bovenaan weggemoffeld aan die muur vol ‘postzegels.’ Door brieven, een ansichtkaart? – aan de Académiedirectie (zoals Lefebvre) probeerden kunstenaars een betere plek te krijgen.
Manuel Barthold kom ik tegen in de Telegraaf van 1908, het jaar dat oud-hoofdredacteur van de Amsterdamsche Courant en kunsthandelaar Nico van Harpen in de bocht van de Herengracht met een expositie van Floris Arntzenius, Albert Hahn en Manuel Barthold zijn ‘Larenschen kunsthandel’ opent, een filiaal van Villa Mauve waar ‘pionier’ van Harpen’ in 1905 ‘op het land, in Laren,- ‘op de hei’, zei men spottend- een succesvolle kunsthandel was begonnen. De koningin-moeder kwam er geregeld en er werd flink gehandeld met Amerika dat ‘verslaafd’ was aan de Hollandse boeren interieurs. De krant recenseert ‘een zeer talentvol kunstenaar van vreemde origine, die de onervarenen in de mening te brengen een Hollandse schilder is, die dat typische in kleur, opvatting en compositie te krijgen dat zoo speciaal eigen is aan de Hollandsche School’.
Een jaar eerder – ik vind de catalogus – exposeerde Barthold in het Stedelijk museum met drie werken. Een ervan is ‘Mina de Leeuw’. Aad Kok, de echtgenoot van Else, liet me al op zijn laptop een door Barthold geschilderd devoot meisje in klederdracht zien. Larens? Ik bel Anky Perdijk , klederdrachtexpert van de Larense folkloristische dansgroep Klepperman van Elleven. ‘Ja zeker’, is haar antwoord. Ik pak de kaart die naar ‘mon modele’ wijst. Zou het Mina zijn?
Barthold wordt tijdens zijn leven overladen met internationale medailles in Brussel, Parijs, Londen en Montevideo waar hij tot op het eind van zijn leven verblijft.
Leo Janssen