Schoenen inlopen
Het was in de zomer van 1948. Ik werkte als loopjongen bij het “Delicatessenhuis” van B.W.F. van der Maarel aan de Nieuweweg 37. Ik was toen 15 jaar oud. Nu is dat pand een modezaak, genaamd “La Ligna”.
Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 132 [2015-2]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.
Ik reed met een grote transportfiets met een mand voorop door Laren. Het was in die tijd “Horen en Bezorgen”. Ik haalde de boodschapboekjes op bij de klanten die hun wensen daarin hadden geschreven en een paar dagen later werden dan de bestelde boodschappen door mij thuisbezorgd. Maar ik werkte ook in het magazijn en de winkel.
Op een dag kwam een bekende klant van ons, meneer Ton, de winkel ingelopen. Hij was de eigenaar van Hotel “Ruimzicht” aan de Sint Janstraat. Gijs Ton, want zo heette hij, vroeg mij welke maat schoenen ik had. Ik vertelde hem dat het in de veertig was, maar precies wist ik dat niet. Hij zei tegen mijn baas, Ben van der Maarel, dat hij mij even moest lenen en dat ik weer snel terug zou komen. Ik ging met hem mee naar de overkant, de schoenenzaak van Hofstee. Meneer Ton kocht een paar schoenen, paste ze en liet ze daarna door mij aantrekken. Ze zaten perfect. “Beste knul”, zei meneer Ton, “die schoenen mag jij voor mij lekker inlopen. Over een paar maanden krijg ik ze wel weer terug als ze lekker zijn ingelopen. Bij mij branden die krengen van m’n voeten. Hoe ze er dan uitzien kan me helemaal niet schelen”.
En zo ging ik met een paar splinternieuwe schoenen terug naar m’n werk. Ik heb ze ook werkelijk na een paar maanden bij hem gebracht. Door het fietsen waren er hier en daar wel wat krasjes op gekomen, maar dat vond hij helemaal niet erg.
En zo heb ik daarna nog een paar keer met nieuwe schoenen mogen pronken. Meneer Ton was er erg blij mee.
Later, toen ik had verteld dat ik mijn ontslag had genomen en bij een andere zaak ging werken, kwam de heer Ton in één van de laatste dagen dat ik werkte bij het Delicatessenhuis, met een schoenendoos. Daarin zaten een paar totaal versleten schoenen. “Als dank dat je ze altijd voor me inliep” zei meneer Ton. Wat hebben we toen gelachen.
Bep (G.L.) De Boer