Oorlogsimkers en suikerbonnen
Op 24 november 2014 bestaat de Vereniging tot bevordering der Bijenteelt in Nederland (VBBN) Laren/Blaricum 90 jaar. In de maand november zal de plaatselijke vereniging de opmaat naar het 100 jarig bestaan inzetten. In dit artikel zullen allereerst de omstandigheden en achtergronden van de imkerij in de periode voorafgaand en tijdens het oprichtingsjaar belicht worden. Aansluitend daarop de ontwikkeling in de (plaatselijke) imkerij tijdens de oorlogsjaren.
Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 128 [2014-2]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.
Vereniging tot bevordering der Bijenteelt in Nederland Laren/Blaricum
Bart Vos
Als bijna negentig jaar geleden enkele Laarders besluiten tot het oprichten van een plaatselijke afdeling dan is dat eigenlijk een heel gewoon en tegelijk een heel bijzonder moment. Een eenvoudig moment als voorzitter P. J. van de Brink een krabbeltje zet op een map waarin stukken bewaard worden. Dit is het enige tastbare document dat overgebleven is waaruit blijkt dat de afdeling een feit is. In tegenstelling tot het huidige digitale tijdperk, waarin alles eindeloos wordt vastgelegd en wereldkundig wordt gemaakt, hecht men op dat moment kennelijk betrekkelijk weinig waarde aan vastleggen van dergelijke feiten.
Oude imkerij
Het was een bijzonder moment omdat de imkerij in Laren en omgeving in het begin van de negentiende eeuw behoorlijk aan betekenis had ingeboet. Tot aan de eeuwwisseling had het Gooi namelijk niet alleen een groot aantal plaatselijke bijenhouders die permanent hun korven op de boekweitakkers en heidevelden lieten foerageren maar ook imkers die tijdelijk naar het Gooi kwamen. Het was een belangrijke streek voor de imkerij. Het bijenjaar was in twee perioden verdeeld. In mei gingen de Gooische imkers naar de bloeiende peren- en appelboomgaarden in de omgeving van IJsselstein. Na de bloei van de fruitbomen kwamen de bijenvolken weer terug naar het Gooi. Op hun beurt kwamen de imkers uit het Stichtse rond St. Jan naar Laren. Zij zetten hun korven in deze omgeving om honing te laten verzamelen op de bloeiende lindebomen, boekweitakkers en heidevelden. De omgeving was ingericht op de komst van grote aantallen bijenvolken. In Laren bevonden zich vijf grote z.g. bijenschansen waarin plaats was voor 300 à 400 bijenkorven. De schansen waren dusdanig groot dat er met een paard en wagen ingereden kon worden (Vrankrijker, 1947). Ook in andere Gooische plaatsen bevonden zich diverse schansen, maar deze waren aanzienlijk minder groot. Rond 1850 werd het aantal bevolkte bijenkorven op 3000 stuks geschat, waarvan de helft het bezit was van Gooische imkers.
De imkerij was over het algemeen een bijverdienste en geen hoofdinkomen maar toch een inkomstenbron die de moeite waard was. Het grote aantal aanwezige bijenvolken geeft aan dat de imkerij en de inkomsten de inspanning lonend maakten. Aan het einde van de negentiende eeuw nam de omvang van de bijenhouderij echter snel in betekenis af. Honing werd als zoetstof steeds minder belangrijk door het goedkoper kunnen produceren van (biet)suiker. Deze was tot het einde van die eeuw te kostbaar geweest. Bovendien werd de door de bijen geproduceerde was, die gebruikt werd voor de productie van kaarsen, steeds minder belangrijk door vervanging door goedkopere grondstoffen als stearine. Daarnaast nam de teelt van boekweit af. De arme grond waarop ze verbouwd werd, bemestten de boeren met de volop beschikbare mest van de schapen die op de heide geweid werden. Door het verkleinen en verdwijnen van de kuddes en de intrede van kunstmest werd het verbouwen van boekweit steeds minder interessant. Verbouw van bieten en aardappels bracht meer op en het areaal boekweit nam snel af waardoor daar minder honing van verzameld kan worden (Top, 1997). Bij de oprichting is het aantal (semi)beroepsmatige imkers in Nederland en ook in Laren al behoorlijk teruggelopen. De oprichting van de landelijke vereniging in 1897 was ook al niet (meer) het werk van beroepsimkers maar van een aantal invloedrijken uit de betere kringen die gesteund werden door een aantal handelaren in bijenartikelen (Top, 1997). Wanneer bijna dertig jaar later in Laren een afdeling van de VBBN opgericht wordt, zijn dat ook geen beroepsimkers (meer). Met betrekking tot de ontwikkeling van de plaatselijke afdeling in de eerste jaren na de oprichting is nagenoeg niets meer te achterhalen. De ledenlijsten, verslagen en documenten uit de periode 1924 – 1942 m.b.t. de vereniging zijn in 1945 verloren gegaan bij een brand op het landelijke bureau in Wageningen. Zeker is wel dat in ieder geval de eerste voorzitter en oprichter P.J. van den Brink lid was en bleef tot 1963 toen Hans Matthes uit Blaricum de hamer overnam.
Oorlogsimkers
De ongeveer 26.000 Nederlandse imkers waren in 1939 aangesloten bij zeven verschillende verenigingen en bonden waarvan de VBBB met 14.300 aangesloten leden verreweg de grootste was. Deze zeven verenigingen waren in moeizame gesprekken verwikkeld om te komen tot een landelijke vereniging. De voorzitter van de landelijke VBBN was L.J.R. Ridder van Rappard die een voortrekkersrol speelde in de onderhandelingen. Een rol als algemeen landelijk voorzitter leek voor hem weggelegd. Na het binnenvallen van de Duitsers kregen de gesprekken echter een heel ander karakter. In de aangebroken “nieuwe tijd” zou de landbouw en dus ook de imkerij een heel andere structuur krijgen. In juli 1940 werd het Nederlandsch Boerenfront opgericht. Dit was een van de onderdelen van de Agrarische Dienst van de NSB (Nationaal Socialistische Beweging). Dit orgaan was een voorbereiding op de vorming van een Volksvoedingsstand, naar voorbeeld van de Duitse organisatie. Leider van deze organisatie was Evert Jan Roskam. Dit was een van de diverse pogingen om alle landbouworganisaties onder één landbouworganisatie te krijgen. Het Nederlandsch Boerenfront en Landbouw en Maatschappij en enkele andere kleine organisaties fuseerden eind 1940 in het Nederlandsch Agrarisch Front (NAF) en de vorming van deze organisatie zou de laatste stap zijn op weg naar de Volksvoedingsstand. Tot een echte vorming daarvan is het echter nooit gekomen. Wel tot de oprichting van de Landstand (Duits: Reichsnärstand). Overigens werden noch het Boerenfront noch de Landstand een succes. Er was weinig tot geen begrip voor de z.g. Nieuwe Tijd (Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, 2014). De imkerij zou onderdeel gaan vormen van deze Landstand en het samengaan van alle organisaties tot een landelijke vereniging leidde tot grote tegenstellingen. Binnen de VBBN speelde een Larense imker een tamelijk prominente rol.
Fokko Willem Beekhuis van Till was een overtuigd NSB-er en lid van het hoofdbestuur van de VBBN. Hij was overigens geen lid van de Larense vereniging. Bij welke afdeling hij wel aangesloten was, valt door eerder vermelde oorzaak niet na te gaan. Hij woonde aan het rand van het dorp in het huis dat aangeduid werd met de naam Swanheim. In de jaren voorafgaand aan de oorlog onderhield Beekhuis een buitengewoon vriendschappelijke relatie met Ridder van Rappard blijkens de correspondentie tussen van Rappard en Beekhuis (Gelders archief, 2014). Niet in de minste plaats omdat Beekhuis een onderzoeker was die onder imkers in aanzien stond. Deze Beekhuis zag na de Duitse inval zijn kans schoon om zich binnen de VBBN op te werken en de leider van de Nederlandse imkers te worden. In het najaar van 1940 deed hij een uiterste poging om met hulp van de nieuwe overheid en enkele andere NSB-ers binnen het hoofdbestuur van de VBBN de macht naar zich toe te trekken (Ridder van Rappard, 1946). Deze overname wisten Van Rappard en de zijnen echter te voorkomen.
Na de Duitse inval ‘vergat’ van Rappard liever zijn vriendschappelijke banden met Beekhuis en lukte het hem om met hulp van enkele andere leden van het hoofdbestuur van de VBBN zich van Beekhuis te ontdoen. De vrijwillige fusie van de bonden en verenigingen was van de tafel en alle imkerorganisaties werden ontbonden en gedwongen ondergebracht in de eerder genoemde Landstand. Landelijke voorzitter/leider en in de terminologie van die tijd de z.g. Verenigingsleider werd de NSB-er Chr. H.J Raad uit Hilversum, die daar wethouder was en al enkele jaren voor de oorlog voorzitter was van de plaatselijke afdeling van de VBBN.
Oorlogsimkers in Laren
De imkers hadden in de jaren vóór de oorlog hun afzet ernstig zien teruglopen door de goedkopere suiker. In de oorlogsjaren nam de vraag naar honing echter weer sterk toe en de imkers konden hun product weer makkelijk voor een goede prijs kwijt. Bovendien erkende de bezetter het belang van de productie van honing en steunde de bijenhouders met de toekenning van extra bonnen. Per bijenvolk kreeg iedere imker bonnen om 2 kg suiker te verkrijgen als ook 1 kg tabak per jaar. In ruil daarvoor werden de Nederlandsche imkers geacht om honing bij de overheid in te leveren. Het zal geen verbazing wekken dat van die levering weinig terecht kwam. Het bijzondere feit doet zich voor dat de plaatselijke vereniging waarschijnlijk als een van de weinige beschikt over een tamelijk compleet archief m.b.t. de jaren 1940-1945. De Blaricumse imker Stef Nieuwenhuizen heeft tientallen jaren geleden een groot aantal documenten die betrekking hebben op de VBBN Laren/Blaricum in zijn bezit gekregen. Diens archief is thans in bezit van de Blaricumse imker GertJan Loman en biedt een schat aan informatie. Uit dit archief blijkt dat het aantal geregistreerde imkers in Laren en Blaricum sterk toe nam tijdens de oorlog. In 1939 telde de plaatselijke vereniging 36 geregistreerde leden. Over de jaren 1940 en 1941 zijn er geen gegevens beschikbaar maar in 1942 bleken de bijen behoorlijk in populariteit gestegen. In Laren en omgeving betaalden 54 leden fl. 1,- contributie per jaar. In 1943 was dit aantal opgelopen tot 79 leden en in 1944 zelfs tot 86 betalende leden.
Goed of fout
De gedwongen samenwerking van de verschillende bonden en verenigingen werd na de oorlog ongedaan gemaakt en alle organisaties gingen weer zelfstandig verder. De eerste jaren na de bevrijding waren de voorzitters van een aantal bonden nog bezig om hun eigen gedrag en handelen tijdens de oorlog goed te praten en de anderen van laakbaar gedrag te betichten. De voorzitter van de Algemene Nederlandse Imkersvereniging schreef: “Ik weet niet of de vlag van Wageningen (vestigingsplaats van de VBBN- BV) halfstok waaide toen de Duitsers hier binnen vielen, maar wat wij wel weten is dat deze Ver. heel vriendschappelijk met de Duitsers heeft samengewerkt” (Hooyer, 1947). Van Rappard bleef niet achter en schreef een brochure waarin hij het doen en laten van de VBBN en hemzelf tijdens de oorlogsjaren uit de doeken deed. In Bijen en Bezetting (Ridder van Rappard, 1946) beschreef hij uitgebreid de manier van handelen die in zijn ogen zeer correct was. De verenigingen zijn verder van een fusie verwijderd als ooit te voren. Pas aan het begin van deze eeuw komt het tot een fusie.
Bronnen:
- Gelders archief. (2014). 0761 VBBN 1. Arnhem.
- Hooyer, G. (1947). Waarheid en recht. Onze bijen.
- Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie. (2014, 1 22).
- Nederlandsche Landstand ‘40-’45 archiefstuk 120, Amsterdam
- Ridder van Rappard, L. (1946). Bijenteelt en bezetting. Wageningen: VBBN.
- Top, W. (1997). Honderd jaar imkeren. Wageningen: Vereniging tot Bevordering der Bijenteelt in Nederland.
- Vrankrijker, A.d. (1947) Naerdincklant. ‘s Gravenhage: De Kern