Ontstaan van L.F.C. Laren

Ontstaan van L.F.C. Laren

In het vroege voorjaar van 1905, aan het einde van een lange werkdag, kwam een groepje jongelui bijeen op een direstakker (turfveld) aan de Eemnesserweg. Op die plaats, waar later het St. Jans ziekenhuis zou worden gebouwd, togen zij met scheppen, kruiwagens en bijlen aan het werk en toen de duisternis was ingevallen stonden aan het begin en einde van de akker twee palen recht overeind en was het veld zo goed als mogelijk “geëgaliseerd”. 

Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 122 [2012-4]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.

samenvatting Dop Bakker uit boek Jan Stam

Aanvankelijk bleven de dorpsbewoners in het ongewisse maar aldra werd duidelijk wat van een en ander de bedoeling was. Er zou gevoetbald worden (een spel dat sinds 1889 officieel in Nederland gespeeld werd) en wel door de inmiddels opgerichte club die zich voluit “Larensche voetbalvereniging” noemde. De oprichters waren Jaap Berkhout, Joop Elsinga, Wouter Hamdorff, Bart v.d. Puyk, Jopie Padberg, Joop Loose en Henk Baylé. Het waren jongelui uit de zogenaamde “betere stand” en medespelers werden ook voornamelijk uit die kring gerekruteerd. De club speelde van meet af aan in een eigen tenue wat bestond uit een lichtblauw shirt met brede horizontale band en met een gele kraag en gele manchetten. De broek was zwart maar over de kousen werd niet moeilijk gedaan want elke kleur kousen was toegestaan. In enkele wedstrijdjes tegen “clubs” uit de omgeving bleek als snel dat de Larense vereniging over opvallende spelers beschikte. Met name Joop Berhout, Joop Elsinga en Wouter Hamdorff blonken uit en kregen al snel de bijnamen opgespeld van resp. de ‘kanonnier’, de ‘dribbelaar’ en de ‘zwoeger’.

De Larense bevolking had in het begin niet veel op met dit “malle gedoe” en vond dat er belangrijker zaken waren waar je je druk over moest maken. De arbeidende klasse vocht op diverse fronten een strijd tegen “de patroons” en ook de kerk bleef niet afzijdig. Diverse artikelen uit de toen verschijnende krant “de Vooruit” (vrijzinnig nieuwsblad voor het Gooi) maakten melding van de strijd. De timmerlieden gingen in deze het verst, de drie bonden: St. Jozef, de Protestants Christelijke- en de Algemene Bond eisten in een gezamenlijke brief een werkweek van 60 uur en een loon van 23 cent per uur. Na een afwijzend antwoord van “de patroons” brak een staking uit die slecht met behulp van een detachement van de Rijksveldwacht gebroken kon worden. Inmiddels trachtte men op het voetbalveld de strijd voort te zetten maar ook dat ging niet gemakkelijk. Telkenmale werden de doelpalen uit de grond gerukt en als tijdens de wedstrijd de bal even uit het veld geraakte gingen de jeugdige Laarders er pijlsnel mee vandoor. Tot ver in het dorp werden de “doerakken” door de scheldende spelers achterna gezeten en pas als het “kleinood” heroverd was kon de wedstrijd verder gespeeld worden. Gelukkig lieten de clubleden zich hierdoor niet ontmoedigen en wonnen zij de sympathie van vele dorpsbewoners. De groep groeide gestaag al zorgde men er wel voor dat ook de aanwas beperkt bleef tot de betere stand. 

Tweede club
Natuurlijk wilde ook “de gewone man” wel eens tegen een balletje trappen en de elitaire instelling van de “Larense voetbalvereniging” leidde er dan ook toe dat enkele arbeidersjongens – wevers en spoelders van v.d. Brink en Campman – zelf een plan ontwikkelden. Het probleem van een eigen bal werd heel praktisch opgelost. Met behulp van wolafval uit de “spelderij” werd een stevige bal geperst en omwonden met touw. Bij droog weer werden in schafttijd door de spelers op het Zevenend felle partijtjes gespeeld, luid aangemoedigd door hun collega’s. De groep groeide al snel en ook het speelpeil ging met sprongen vooruit maar de bal bleef een probleem. Informatie leerde dat een echte lederen bal maar liefst fl. 5,75 koste en daarvoor moest een “fonds” gesticht worden. Vanaf dat moment – met toestemming – werden alle wolrestjes in de fabriek verzameld en aan de man gebracht. Na ongeveer een jaar was het dan zover en kon op een zaterdagmiddag, een deputatie (lopend) richting Hilversum gaan. Met zorg werd aldaar een bal gekocht en voorzichtig verpakt in een rode zakdoek. Initiatiefnemer Teus Kok werd de eer gegund het gloednieuwe glanzende ronde ding in triomf naar Laren te brengen. Een bal was er dus maar aan kleding en schoeisel viel nog niet te denken want dat was voor deze jongens onbetaalbaar.

Achilles 
Dat ze ook niet over een eigen veld beschikten deerden de spelers nog niet. Ze voetbalden waar dit maar mogelijk was en er waren in die tijd veldjes genoeg waar gratis gespeeld kon worden. Wat ook geen geld kostte was het oprichten van een vereniging. Je ging gewoon bij elkaar zitten en overlegde over een naam (het werd Achilles) en dat was dan dat. Alle spelers kwamen in “Het Bestuur” waaronder: Piet Schoonhoven, Arie Vos, Wim, Tinus en Dorus Grob, Toon v.d. Veer, Jan en Bertus Lustig en Teus Kok. De club voorzag duidelijk in een behoefte en steeds meer jongelui sloten zich bij de initiatiefnemers aan. Het saamhorigheidsgevoel was erg groot en men wilde dat laatste ook in de naam van de club tot uitdrukking gebracht zien. Op een vergadering, in het voorjaar van 1909, werd daar uitvoerig over gesproken, talloze namen werden voorgesteld maar niet één kon ieders instemming verkrijgen. Tot plotseling de naam “Concordia” viel, deze klonk goed en toen iemand ook nog wist te vertellen dat dit woord “eensgezindheid” betekende was de nieuwe clubnaam geboren. Met het groeien van de club werd ook de behoefte aan een eigen veld steeds groter. Na veel wikken en wegen, passen en meten liet men het oog vallen op een driestakker die gelegen was aan de Hilversumseweg vlak bij het kruispunt van de rijksweg Amsterdam-Amersfoort. De eigenaar – ene meneer Koopmanschap – woonde ver weg n.l. helemaal in Weesp en werd gemakshalve maar onkundig gelaten van het feit dat zijn eigendom bevorderd was tot voetbalveld. Er moest echter wel het een en ander aan het veld gebeuren en avond aan avond waren Concordianen dan ook met schoppen en kruiwagens aan het werk om de talrijke diepe sleuven weg te werken, keien en stronken uit de grond te verwijderen en het veld aldus te egaliseren. Echte doelen konden om financiële redenen nog niet geplaatst worden maar oude gescheurde klompen waren voorlopig voldoende om toch wedstrijden mogelijk te maken. Intussen waren er in het dorp op voetbalgebied enkele veranderingen gaande. De “Larense voetbalvereniging” kwam steeds meer in de schaduw te staan van “Concordia” en raakte meer en meer in moeilijkheden. Het dieptepunt voor deze vereniging kwam toen het veld voor andere doeleinden werd bestemd en men zonder speelterrein kwam te zitten. De verstandhouding tussen de clubs was echter zodanig dat er heel spoedig naar een oplossing moest worden gezocht. Concordia bood toen spontaan hun “veld” ter beschikking van de pechvogels aan.

In 1910 ontstond er, naast de twee genoemde clubs, nog een derde voetbalvereniging, een (klein) jongensploegje dat voetbalde aan de Kerklaan. Dit clubje, spelende onder de naam “Holland” en waarvan Mijns Duurland een der prominenten was, bleek echter niet levensvatbaar en al spoedig ging de club ter ziele en de resterende leden sloten zich aan bij Concordia. Het verlies van het eigen veld had de “Larense voetbalvereniging” geen goed gedaan en de club dreigde ten onder te gaan. Er waren al leden die voorstelden de club definitief op te heffen maar anderen wilden doorgaan. Uiteindelijk besloot men een gesprek aan te gaan met “grote broer” Concordia om tot een of ander samenwerkingsverband te komen. In het inmiddels ontstane “clubhuis” van Concordia – een lunchroom aan de Naarderstraat werden de fusiebesprekingen gehouden maar tot overeenstemming kwam men niet. Vooral de eis van de “Larense” dat de nieuwe vereniging hun naam en clubkleuren moest dragen was voor de Concordianen onoverkomelijk. Concordia ging dus alleen door, de afgewezen fusiepartner eveneens, echter niet voor lang want binnen een jaar werd de vereniging toch opgeheven en werden de nog resterende leden lid van Concordia.

Spelregels
Op het veld aan de Hilversumseweg werd intussen met veel plezier geoefend en werden talloze onderlinge partijtjes gespeeld. Via de kunstschilder Frans Langeveld kwam men in het bezit van een spelregelboekje van de toenmalige N.V.B. Dit werd uiteraard uitvoerig bestudeerd en vanaf die tijd trachtte men het spel te spelen volgens de regels. De behoefte aan echte doelpalen deed zich steeds meer gevoelen maar daar was geld voor nodig en dat was er niet. Om dit gebrek op te heffen was er besloten tot contributie-inning over te gaan en na veel overleg werden de kosten van het lidmaatschap bepaald op 5 cent per week. De aangewezen penningmeester voerde een strafbewind en na niet al te lange tijd kon hij geprezen worden voor zijn beleid want de doelpalen kwamen er! Gezien de slechte ervaringen van de “Larense” op hun veld aan de Eemnesserweg – waar enkele malen de doelpalen door onverlaten waren doorgezaagd – werd gekozen voor het kokersysteem. Dit hield in dat aan beide zijden van het veld kokers werden ingegraven waar de doelpalen voor aanvang van de wedstrijd werden ingestoken. Na afloop van de strijd werden deze palen dan verwijderd en opgeslagen bij Co Maas die tegenover het veld woonde. Helemaal ideaal was het niet want meermalen gebeurde het dat als de spelers op het veld kwamen de kokers vol zand waren gegooid door nog steeds aanwezige voetbalhaters. 

De kleedgelegenheid bleef nog steeds een probleem, gelukkig lag er naast het veld een sparrenbosje en dat werd dan ook als “kleedhok” gebruikt maar ideaal was het in die prikkelende omgeving niet. Met graagte ging men dan ook in op het aanbod van een aan de Engweg wonende sympathisant die zijn huiskamer ter beschikking stelde en van waaruit men dan, in clubtenue gestoken, naar het veld liep. De volijverige penningmeester had inmiddels flink gespaard en wel zodanig dat men kon ingaan op het aanbod van een timmerman die een flinke schuur te koop aanbood. In de zomer van 1911 werd deze definitief aangekocht en (gratis) door de timmerman op het veld aan de Hilversumseweg geplaatst. Het was bijna niet te geloven maar Concordia beschikte toen over een “eigen” veld, doelpalen en kleedgelegenheid en was daarmee vele verenigingen uit de omgeving ver vooruit. Langzaan groeide ook bij de Larense bevolking de belangstelling, door al die activiteiten werd er veel over de voetbalclub gesproken en steeds meer supporters vonden bij wedstrijden de weg naar het veld aan de Hilversumseweg. Uit alle rangen en standen melde men zich bij de club aan en met name de kunstschilders, onder aanvoering van Langeveld en Broekman, waren vaak op het veld te vinden. Niet alleen kwantitatief maar ook kwalitatief groeide de club en er ontstond een team dat tot ver buiten Laren bekendheid kreeg. In de opstelling met G. Wikkerman in het doel, de achterspelers J. Maas en G. Medens, de middenvelder B. Bon, T. Kok en J. Wiegers en de voorhoedespelers M. Duurland, J. Padberg, H. Baylé, T. de Jong en B. Lustig nam Concordia het met veel succes op tegen steeds sterkere tegenstanders die soms ook een flinke supportersschare meebrachten. Om deze enthousiaste toeschouwers buiten het veld te houden was het noodzakelijk het terrein af te bakenen en daarom werd er rondom het hele veld draad gespannen. De zakelijk ingestelde penningmeester zag nieuwe mogelijkheden om de kas te spekken en ging over tot het heffen van entree, wat er toe leidde dat de financiële draagkracht flink toenam. Er werden meer en meer wedstrijden gespeeld, nog steeds op vriendschappelijke basis maar sterker werd de roep om deel te gaan nemen aan de competitie van de U.P.V.B. (Utrechtse Provinciale Voetbal Bond). Er dreigde echter een lelijke kink in de kabel te komen want de eigenaar van het terrein, de heer Koopmanschap uit Weesp, was er intussen achter gekomen wat er allemaal op zijn “domein” afspeelde en tekende bezwaar aan. Deze turfleverancier – die aan de weverij van v.d. Brink en Campman een goede klant had – was, na bemiddeling van de heer Campman, bereid tot een gesprek. Twee bestuursleden, waaronder de penningmeester, ondernamen de reis naar Weesp en na veel heen en weer gepraat kwam een huurovereenkomst tot stand die Concordia verplichtte jaarlijks fl. 66,00 te betalen. Ondanks dat dit voor de club een enorme last betekende had de eigenaar zich geen betere huurder kunnen wensen want de schuld werd altijd keurig netjes op tijd betaald. Niets lag er toen nog meer in de weg om een aanvraag in te dienen om te mogen toetreden tot De Bond. De reputatie van de Larense club was ook bij de bestuurders van de bond zodanig dat al spoedig toestemming werd gegeven, echter op één voorwaarde; de naam moest veranderd worden daar er al een vereniging onder de naam Concordia stond ingeschreven. 

Nieuwe naam L.F.C. Laren
Op 12 april 1912 kwamen de leden van toen nog Concordia bijeen in een grote schuur van Arie Veen aan de Nieuweweg. Onder de aanwezigen bevonden zich in ieder geval: M. Duurland, A. Wiersma, J. Padberg, A. de  Jong, B. Lustig, H. Baylé, J. Maas, F. Langeveld, G. Meddens, G. Wikkerman, T.Kok, B. Bon, J. Smits en C. de Leeuw. Er werd een nieuwe naam gekozen en vanaf die dag werd gespeeld onder de naam L.F.C. Laren.

Bron: Jubileumboek L.F.C. Laren 75 jaar door Jan Stam