De Johanneskerk te Laren: 1521-2021

De Johanneskerk te Laren: 1521-2021

Zestig jaar Rooms-Katholiek geweest en vierhonderdveertig jaar protestants: heel kort samengevat de identiteit van de vijfhonderd jaar oude dorpskerk van Laren die in 1521 begon als Sint Janskapel, in 1581 tijdens de opstand van de Noordelijke Nederlanden tegen Philips II in handen kwam van de protestanten en daar nooit meer uit verdwenen is. Een beeldenstorm vond er niet plaats, maar de kerk werd wel ‘ont-roomst’. In 2003 kreeg de kerk de naam Johanneskerk. Niet vernoemd naar Johannes de Doper, zoals de Sint Janskapel en de veel latere Sint Jansbasiliek, maar naar de andere Bijbelse Johannes: de Evangelist.

Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 162 [2022-4]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 9,50 per stuk in de Lindenhoeve en bij Bruna te koop, zolang de voorraad strekt.

Tekst: Wim Keizer

Boeiende geschiedenisverhalen over 500 jaar oude dorpskerk

Het vorig jaar bij de viering van het 500-jarig bestaan van de kerk al aangekondigde boek ‘De Johanneskerk te Laren, 1521-2021, is 10 september 2022, tijdens Open Monumentendag, verschenen. De coronaperikelen waren de oorzaak van de vertraging, want ook bibliotheken en archieven waren in deze periode niet altijd toegankelijk.

De kennis van de auteurs en het speurwerk in de archieven hebben zowel inhoudelijk als qua vormgeving een mooi boekje opgeleverd, zeer de moeite waard om te lezen. Het boek geeft niet een volledig overzicht van de geschiedenis van de kerk, maar behandelt vooral onderwerpen waarover op grond van historisch onderzoek iets nieuws te vertellen valt. Een voorbeeld is de vondst van de oudste afbeelding van de kerk, een tekening van Jacob van Ruisdael uit de periode 1648-1655. In Kwartaalbericht 158 (2021-4) schonken we daar al aandacht aan. Ook nieuw is dat het uit de Lutherse kerk van Hilversum afkomstig orgel niet van Thomas Weidtman is, maar van Henricus Titz. 

Onzekerheden
Niet alle onzekerheden konden worden omgezet in zekerheden. Dat het gebouw aan het begin van de twintigste eeuw aan sloop ontsnapt is, meldden we in Kwartaalbericht 155 (2021-1) in een overzichtsartikel van Cees Meijer over 500 jaar NH Kerk. Het jaartal van de ook in dat artikel genoemde afbraak van het aan de oostzijde gelegen koor, waardoor de kerk een stukje korter werd, blijkt nog steeds niet precies te kunnen worden vastgesteld. In nr. 155 werd als waarschijnlijk jaartal 1817 genoemd, toen de straatweg naar Naarden werd aangelegd, maar oud-kerkvoogd Aat Snaterse liet ons als reactie weten (nr. 156) dat het op basis van bouwhistorisch onderzoek later geweest moet zijn: tussen 1832 en 1868, echter niet nader te dateren.

Het nieuwe boek gaat in een apart hoofdstuk ‘Het raadsel van het verdwenen koor’ ook in op dit vraagstuk. De conclusie van nader onderzoek, o.a. naar oude kadasterkaarten, is dat het waarschijnlijk bij een verbouwing aan het begin van de genoemde periode, in 1837, gebeurd is, hoewel het ook niet helemaal uit te sluiten is dat het dichterbij 1868 was.

Het boek bevat tien hoofdstukken, waarvan de eerste vijf min of meer chronologisch geschiedenissen van de kerk en de context van katholicisme en calvinisme beschrijven. Het zesde hoofdstuk gaat over het verdwenen koor, het zevende over de afbeeldingen van de kerk, het achtste over het in de kerk in 1954 gevonden ‘Johannesbeeld’, het negende over de orgels van de kerk en het tiende over Johannes de Doper vanwege de bijzondere plaats die hij inneemt in de traditie van Laren.

Sint Vitus
In het eerste hoofdstuk, ‘Van Sint Janskapel tot hervormde dorpskerk’, schetst Henk Michielse het kerkelijk leven in Laren van ca. 1200 tot 1581, het jaar dat de Sint Janskapel door de Staten van Holland en West-Friesland aan de katholieke bevolking ontnomen werd. Gooi en Vechtstreek behoorden in de zevende en achtste eeuw tot Frisia Magna, dat zich uitstrekte van de Wezer tot de Schelde. In 781 werden de ‘heidense’ Friezen verslagen door de katholieke Franken en gingen ze behoren tot ‘de christenheid’. De kerk van het middeleeuwse Laren lag op de Laarder Hoogt, de plek waar nu het Sint Janskerkhof is. Deze oudste kerk van Laren was gewijd aan Sint Vitus, zoals andere kerken in het Gooi. Terwijl de hoofdkerk aan Sint Vitus was gewijd, kreeg de kapel in het nieuwe dorp de naam Sint Janskapel, naar Sint Jan de Doper. Pas in de negentiende eeuw werd de plek waar de oude kerk gestaan had aangeduid als Sint Janskerkhof.

Na 1581, toen de Sint Janskapel protestants werd, trokken de katholieke Laarders weer op naar hun oude Godshuis op de Laarder Hoogt, totdat de Staten van Holland in 1586 opdracht gaven tot sloop. De katholieken moesten het tot 1796, toen er een eind was gekomen aan de Republiek der Verenigde Nederlanden en de godsdiensten gelijkberechtigd werden, doen met een schuilkerkje, maar ondernamen wel bedevaarten naar de plek van de oude kerk.

Weinig protestanten
Hoofdstuk 2 heet ‘De dominee moest elders wonen’ en is vooral gewijd aan de zeventiende eeuw. Tot aan 1942 woonde er geen dominee in Laren, maar eerst in Hilversum en later in Blaricum. Het dorp bleef overwegend katholiek. Zelfs veel later, in 1840, was maar 2% van de Larense bevolking protestants. 

In zijn inleiding bij de presentatie van het boek zei Henk Michielse: “Maar heel weinig Gooise dorpelingen gingen over naar de Reformatie. Ze zagen meestal niets in de nieuwe religie met haar intellectuele leerstelligheid en strenge kerkelijke tucht. De kleine gemeente ging eerst samen met Hilversum en daarna met Blaricum.” De relatie tussen de kleine groep protestanten en de overgrote katholieke meerderheid werd er een van ‘nabijheid en distantie’: soms veel nabijheid, maar bij andere gelegenheden veel distantie.

Van de restauratie in 1926 bestaat een mooie luchtfoto, een van de eerste foto’s die door de Fototechnische Dienst van de KLM gemaakt zijn. De foto, die in het boek is afgedrukt, laat ook de in 1924 gebouwde kerk met twee torens zien die in 1937 Sint Jansbasiliek werd.

Toren naar burgerlijke gemeente
De komst van de Bataafse Republiek in 1795, in 1806 gevolgd door het Koninkrijk Holland (Franse bezetting) en in 1813 het Koninkrijk der Nederlanden, bracht veranderingen met zich mee die beschreven worden in hoofdstuk 3, ‘Om toren, kerk en kerkhof’. Kerktorens hadden vaak al openbare functies (zoals uitkijkpost om te waarschuwen bij rampen als brand of watersnood). In 1798 werden ze onteigend door de burgerlijke gemeenten, ook in Laren. Pogingen van de katholieke meerderheid om de kerk weer in handen te krijgen mislukten, de hervormden wisten de kerk voor zichzelf te behouden. Maar begraven van doden in de kerk mocht na een aantal jaren niet meer, vanaf 1829 gebeurde dat op het kerkhof naast de kerk. Dat kerkhof werd in 1926 bij de restauratie van de kerk geruimd. De stoffelijke resten werden overgebracht naar de sinds 1911 bestaande algemene begraafplaats naast het oude katholieke Sint Janskerkhof.

Jan Hamdorff
Uit hoofdstuk 4, ‘Jan Hamdorff als kerkvoogd’, blijkt dat deze markante protestantse Laarder niet alleen veel betekenis heeft gehad voor kunst, cultuur en vermaak, maar ook voor de hervormde gemeenschap. Hij was kerkvoogd van 1889 tot 1907. Zijn grootvader, vader en oudste broer waren hem al voorgegaan in het bekleden van kerkelijke functies. 

Verder gaat het hoofdstuk over de periode tot 1920. In 1908 had de architect H.D. Tabak aangeraden de bouwvallige en te klein geworden kerk maar af te breken en een nieuwe kerk te bouwen. Tien jaar lang aarzelde men tussen restauratie en nieuwbouw, maar in 1923 werd voor het eerste gekozen.

Aparte werelden
Hoe protestant en katholiek in de twintigste eeuw met elkaar omgingen staat in hoofdstuk 5, ‘Verzuiling en oecumene’, geschreven door Henk Michielse en Bep De Boer. Aan het eind van de negentiende eeuw (komst spoorlijn en stoomtram) moderniseerde het Gooi en kwamen er ook meer mensen met andere levensbeschouwingen dan katholiek, vooral hervormden. Ook toen gold dat er lange tijd sprake was van ‘nabijheid en distantie’: men leefde in hetzelfde dorp, maar elke groepering had eigen, aparte werelden. Dit hoofdstuk besteedt ook aandacht aan de rol van Lizzy Breman voor de oecumene. Zij is een van de personen in het boek ‘Het dorp, de oorlog, de mensen’ van Ineke Hilhorst en Teun Koetsier.

Bouwgeschiedenis
Hoofdstuk 6 beschrijft de bouwgeschiedenis van de kerk, inclusief het al genoemde raadsel van het verdwenen koor. Over het eerder genoemde advies tot afbraak en nieuwbouw van de kerk wordt gezegd dat die ‘gelukkig’, bij gebrek aan geld, niet doorging. Er is zelfs nog een plan geweest het verdwenen koor te reconstrueren, maar ook daar bleek niet voldoende geld voor te zijn. De restauratie van de rest van de kerk, met verwijdering van het witte pleisterwerk, vond plaats in 1926. Daarna waren er nog verschillende restauraties en verbouwingen, het meest recent in 2020-2021. 

Afbeeldingen
In hoofdstuk 7, Van Jacob van Ruisdael tot de modernen, worden verschillende afbeeldingen beschreven en getoond. In Kwartaalbericht 158 (2021-4) publiceerden we hierover een artikel van Leo Janssen.

Beeld niet van Johannes?
Nog een onzekerheid die niet kon worden omgezet in een zekerheid betreft het in 1954 gevonden restant van een houten beeld, gebruikt als stutbalk, waarvan gedacht werd dat het de apostel Johannes (Johannes de Evangelist) zou voorstellen. In 2003 is de kerk vernoemd naar deze Johannes. In hoofdstuk 8, ‘De heilige in de toren’, schijft Jan de Bruijn dat het niet de bedoeling is de naam van de kerk te wijzigen, maar wel toont hij aan dat er goede redenen zijn om aan te nemen dat de identificatie van het beeld met de apostel Johannes onjuist is. Een overtuigend alternatief is er echter ook nog niet. 

Voornaamste reden voor de grote twijfel is dat er op het beeld contouren van een baard te zien zijn, terwijl alle bekende afbeeldingen van Johannes zonder baard zijn. Wie wel een baard had, was de apostel Paulus. “Maar”, zo zegt De Bruijn, “deze suggestie kan bij gebrek aan concrete aanknopingspunten niet worden geverifieerd.”

Orgels
Welke orgels de Kerk gehad heeft staat in hoofdstuk 9. Het huidige orgel, geplaatst in 2021, komt uit de Lutherse kerk in Hilversum. Het was toegeschreven aan orgelbouwer Thomas Weidtman (1674-1745), maar bleek bij nader onderzoek van Henricus Titz (ca. 1700-1759), een leerling van Weidtman, te zijn. Oorspronkelijk was het gebouwd voor Kapel ’t Zand te Roermond.

Liederen Sint Jan
Tot slot het laatste hoofdstuk, ‘O alderbesten Jan Baptist’. Het bevat liederen over Johannes de Doper. Waarom voor die Johannes aandacht in een boek over een kerk die sinds 1581 protestants is? “Omdat de band tussen Laren en Sint Jan bewaard bleef in een traditie van katholieke spiritualiteit, die jaarlijks in de Sint Jansprocessie haar hoogtepunt vindt.”

Meer wetenswaardigheden
Deze bespreking is met zevenmijls­laarzen door het boek gegaan. Er staan nog veel niet behandelde wetenswaardigheden in. Onder redactie van de historici Jan de Bruijn en Henk Michielse werkten (inclusief die twee) negen auteurs aan het boek. Ik raad lezing zeker aan.

Jan de Bruijn, Henk Michielse (red.): De Johanneskerk te Laren, 1521-2021. Hilversum, Uitgeverij. Verloren, 2022. Prijs 19 euro.


Kansel Johanneskerk met twee ringen en de bovenste pen (foto: Co Swaan).

Dopen vanaf de kansel

Aan de rechterkant van de kansel van de Johanneskerk zitten twee ijzeren ringen en aan de linkerkant twee pennen. Die zijn bij alle restauraties blijven zitten.

In de digitale Nieuwsbrief week 33 van de Protestantse Gemeente Laren-Eemnes (PGLE) staat een artikel van Herman Docter met een verklaring van dit ijzerwerk. Hij is lid van de Werkgroep Winterprogramma van de PGLE en gastmens van de ‘Open Johanneskerk’. Docter vertelt dat tijdens een van de open dagen een bezoeker bijzonder geïnteresseerd was in de ringen en de pennen. 

Deze bezoeker bleek Paul Rem te zijn, senior conservator van museum Paleis het Loo en in 1998 gepromoveerd op kerkmeubilair en -sieraden van vlak na de beeldenstorm.

De ringen hebben gediend om een zandloper te bevestigen, zodat de predikant èn de gemeente konden zien hoeveel tijd er nog was. De pennen hadden een ander doel. In het verleden daalde de predikant niet af van de kansel om kinderen te dopen, maar deed hij dat vanaf de kansel of hooguit een paar treden lager. Aan de pennen was een doopstoel bevestigd met een borstwering. De doopvader klom daar op en hield zijn te dopen kind omhoog. De predikant kon bij de doopplechtigheid boven blijven.

Het is niet bekend of er nog meer kerken in Nederland zijn waar aandenkens aan dit oude ritueel de tand des tijds hebben doorstaan. De website www.preekstoelen.com telt 286 Nederlandse kansels. Hoge doopvonten zijn daar niet te vinden. Dus ook in dit opzicht is de Johanneskerk uniek.