Burgemeester verbood in 1938 film over Spaanse Burgeroorlog

Burgemeester verbood in 1938 film over Spaanse Burgeroorlog

Kans op ordeverstoring of ‘romantisch pessimisme’?

In het vorige Kwartaalbericht lieten we zien hoe burgemeester Jhr. Hubert van Nispen van Sevenaer (1879-1958) de landelijke pers haalde door in 1934 vier jonge, Duitse, linkse politieke vluchtelingen naar Hitler-Duitsland uit te wijzen. In dat artikel werd ook vermeld dat de burgemeester in 1939 opnieuw in het nieuws kwam door de film Het hart van Spanje te verbieden. Het filmverbod leidde tot vragen in de Tweede Kamer. Wie wilde deze film vertonen en waarom verbood de burgemeester dit voornemen?

Hoofdfoto:

‘Guernica’ van Pablo Picasso is te bezichtigen in Museo Reina Sofía, Madrid.

Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 157 [2021-3]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen dit kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.

Tekst: Wim Keizer

Tussen juli 1936 en april 1939 woedde de Spaanse Burgeroorlog tussen heel grofweg gezegd ter linkerzijde ‘republikeinen’ en ter rechterzijde ‘nationalisten’. De gruwelen van deze oorlog zijn onnavolgbaar in beeld gebracht door Picasso in zijn beroemde schilderij Guernica, dat de gevolgen laat zien van een bombardement door Duitse en Italiaanse bommenwerpers op de Baskische stad Guernica in 1937. Hitler en Mussolini steunden de nationalisten. De overwinning van de nationalisten in 1939 bracht dictator generaal Franco aan de macht, tot zijn dood in 1975. Spanje werd daarna een democratie, maar Franco hield nog aanhang, wat in 2019 bleek door protesten toen de Spaanse regering zijn stoffelijke resten liet weghalen uit een praalgraf in de Valle de los Caídos (Vallei der gevallenen) en hem liet herbegraven naast het lichaam van zijn vrouw op een begraafplaats nabij Madrid.

Ook de film Het hart van Spanje bracht de verschrikkingen in beeld en werd eind jaren dertig op informatieavonden in diverse Nederlandse plaatsen vertoond door de Nederlandse commissie ‘Zorg voor het Spaanse kind’. Het doel was geld voor voedsel in te zamelen voor kinderen die de dupe waren geworden van de Burgeroorlog. De afdeling Laren-Blaricum van deze commissie hield 24 november 1938 een bijeenkomst in de grote zaal van Hamdorff. De presidente van het plaatselijke comité, mevrouw H. Adrian, zei in haar inleiding dat het Spaanse kind min of meer op het tweede plan is gekomen door de gruwelijke vervolging van Joden in Duitsland. Tot haar spijt moest zij melden dat de film ‘Het hart van Spanje’, die in Amerika, Engeland, Frankrijk was vertoond en die na goedkeuring door de centrale filmcommissie in Den Haag ook in 25 plaatsen in Nederland te zien was geweest door de burgemeester was verboden als zijnde te eenzijdig. De Laarder Courant de Bel van 25 november 1938 citeert haar aldus: “Deze burgemeester schijnt het record te slaan in waakzaamheid voor de opvoeding van zijn gemeentenaren. Tegen dit ongemotiveerd optreden van de burgemeester zullen wij krachtig optreden.” 

Vermeld wordt dat het comité ondanks het verbod de film toch had willen vertonen, maar dat de burgemeester zulk een pressie op de eigenaar van de zaal heeft uitgeoefend dat deze het comité en bezoekers de toegang tot de zaal geweigerd zou hebben. De aanwezigen moesten het doen met ooggetuige-verslagen van sprekers die Spanje bezocht hadden. De voordrachtkunstenares Liesbeth Sanders uit Laren luisterde de bijeenkomst op met enkele voordrachten.

Laarder Courant De Bel van 25 november 1938.

Moties van afkeuring SDAP en CPN
Na de berichtgeving over het filmverbod nam het bestuur van de afdeling Laren-Blaricum van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP, voorloper PvdA) een motie aan met de tekst: “De leden van de SDAP afdeling Laren-Blaricum, in huishoudelijke vergadering bijeen, kennis genomen hebbende van het feit dat de burgemeester van Laren de vertoning van de film ‘Het hart van Spanje’, georganiseerd door de Commissie ‘Hulp aan Spanje’, op 24 november verboden heeft, hoewel deze film door de Centrale filmkeuringscommissie toegelaten is en in verschillende plaatsen van ons land vertoond, keurt dit verbod als uiting van machtsmisbruik ten scherpste af.” De afdeling Laren-Blaricum van de Communistische Partij Nederland kwam met een soortgelijke motie.

De Bel vermeldt niets over behandeling in de gemeenteraad van deze kwestie en naspeuringen in de notulen van de gemeenteraad uit deze periode leerden mij dat daar over het filmverbod niets in het openbaar gezegd is. Wel blijkt uit de notulen dat er af en toe besloten gedeeltes van een vergadering waren, zonder dat duidelijk wordt waar in beslotenheid over vergaderd werd.

Kamervragen
Op 27 december 1938 berichtten diverse landelijke en regionale kranten, waaronder de Bel, dat Tweede Kamerlid Joekes (VDB, Vrijzinnig-Democratische Bond, later opgegaan in de PvdA – wk) de minister van Binnenlandse Zaken heeft gevraagd of het juist is dat de burgemeester van Laren de film verboden heeft omdat hij deze te eenzijdig en revolutionair vond. Verder: “Is de minister niet van oordeel dat een burgemeester niet bevoegd is de vertoning van een door de centrale commissie goedgekeurde film te verbieden op een andere grond dan dat daardoor de openbare orde in zijn gemeente dreigt verstoord te worden? Indien de tweede vraag bevestigend wordt beantwoord, is de minister dan niet van mening dat de burgemeester van Laren de grenzen zijner bevoegdheid heeft overschreden? Indien de tweede vraag ontkennend wordt beantwoord, bestaat er dan een reden, en zo ja, welke, om aan te nemen dat in Laren de openbare orde verstoord dreigt te worden door de vertoning van een film die in tal van andere gemeenten zonder incidenten werd vertoond?”

‘Prikkelende bewoordingen’ 
De Bel meldt 17 januari 1939 dat de minister van Binnenlandse Zaken heeft geantwoord dat het standpunt van de burgemeester o.a. zijn grond heeft gevonden in de omstandigheid dat de openbare aankondiging van deze film in voor politieke tegenstanders prikkelende bewoordingen was gesteld. “In verband daarmee bestond te Laren vrees voor verstoring van de openbare orde als gevolg van de vertoning van de film. De minister beantwoordde ten slotte ontkennend de vraag of de burgemeester zijner bevoegdheid heeft overschreden.”

‘Wie zijn de vandalen?’
Op 24 januari publiceert mevrouw H. Adrian van de afdeling Laren-Blaricum van de commissie een lang ingezonden stuk in de Bel, waarin zij zich verbaasd en verontwaardigd toont over het feit dat de burgemeester de commissie ervan beschuldigd heeft de aankondiging van de film gedaan te hebben op een wijze die prikkelend was voor politieke tegenstanders. “Hieruit zal de lezer natuurlijk opmaken dat onze actie van politieke aard is, waarmee ‘n blaam geworpen wordt op onze commissie. Wij hebben nooit anders gedaan en zullen nooit anders doen, zolang onze commissie bestaat, dan de bevolking van Laren en Blaricum oproepen tot steunverlening aan de Spaanse kinderen die honger lijden. Dat deze kinderen zich in het regeringskamp bevinden is onze schuld niet. Wij hebben er meermalen de aandacht op gevestigd bij het publiek dat de landbouwgebieden in Spanje bezet zijn door generaal Franco, zodat daar geen gebrek aan levensmiddelen heerst. Ware dat wel zo, dan zouden wij zeker ongeacht onze persoonlijke sympathieën, bereid zijn ook daar kinderen van levensmiddelen te voorzien. Kinderen staan nu eenmaal buiten elke politiek.” 

Omdat het argument van de burgemeester schadelijk kan zijn voor de actie van de commissie, citeert zij de hele circulaire die in Laren en Blaricum verspreid was en ook door de zustercommissie in Bussum gebruikt werd, “waar de film vertoond is zonder de minste stoornis van de kant van het publiek. Wie zijn toch die orde-verstorende vandalen in Laren die de burgemeester zo zeer vreest?”

De circulaire wijst op de noodzaak van hulpverlening aan Spaanse kinderen die op een bijeenkomst zal worden uiteengezet. “Daar zullen twee leden van de delegatie (dit waren Dominee Rutgers en mevrouw Tillema Heynen) die onlangs voor de commissie ‘Hulp aan Spanje’ dit land bezochten, verslag uitbrengen; onze bekende plaatsgenote Liesbeth Sanders, zal voordragen, terwijl de prachtige film (hierbij moeten de ‘politieke tegenstanders’ dus prikkelingen voelen) ‘Hart van Spanje’ vertoond zal worden. De rest der circulaire bevat slechts technische details betreffende kaartverkoop enz. Men ziet dat er met de beste wil uit deze circulaire geen politieke bedoeling te distilleren is. Wij hopen van harte dat de Larense en Blaricumse bevolking op het bovenstaande zullen antwoorden met een nog krachtiger steun aan onze beweging. De Spaanse zuigelingen, de Spaanse kinderen zijn op onze hulp aangewezen. Zij mogen niet de hongerdood sterven!”

Uit Laarder Courant De Bel van 24 januari 1939.

‘Propaganda-avond van uiterst links’
Het kan zijn dat Joekes opnieuw vragen heeft gesteld, want op 14 februari 1939 komt de Bel met een bericht waarin staat dat minister Van Boeijen (CHU, Christelijk-Historische Unie, later opgegaan in het CDA – wk) heeft geantwoord dat het ter beoordeling van de burgemeester staat of er in een bepaald geval verstoring van de openbare orde is te vrezen, daar geen hoger gezag beter dan hij de plaatselijke verhoudingen kan beoordelen. “Slechts wanneer de burgemeester geleid wordt door overwegingen van andere aard dan vrees voor verstoring van de openbare orde, behoort het hoger gezag in te grijpen. Op de vraag of de minister wilde meedelen, daar het hier een door de commissie ‘Zorg voor het Spaanse kind’ georganiseerde avond met uitsluitend filantropisch doel betrof, wie in deze met ‘politieke tegenstanders’ worden bedoeld, heeft de minister geantwoord dat het antwoord op deze vraag besloten ligt in het feit dat de ondernemers van de propaganda-avond – naar de burgemeester van Laren meedeelt – behoorden tot de uiterst links-politieke richtingen. Het verbod door de burgemeester vindt voorts zijn grond in de omstandigheid dat zijns inziens de film ’n eenzijdig beeld biedt van de toestanden in Spanje, waardoor op grond van de te Laren bestaande politieke tegenstellingen naar de mening van de burgemeester ernstig gevaar voor stoornis van de openbare orde bestond.”

Humanitaire strekking
Een paar dagen later, 17 februari 1939, reageert de afdeling Laren-Blaricum van de commissie met een ingezonden stuk, waarin zij aandacht vraagt voor het volgende: “Waar de burgemeester van Laren geen enkel steekhoudend argument had voor de beantwoording van de aan de minister gestelde vragen, nam hij zijn toevlucht tot een persoonlijke aanval door te beweren dat de ‘ondernemers van de propaganda-avond…behoorden tot de uiterst links-politieke richtingen’.”

De afdeling legt uit dat de Commissie ‘Zorg voor het Spaanse kind’ deel uitmaakt van de Commissie ‘Hulp aan Spanje’ die op haar beurt een afdeling is van een internationaal comité dat te Parijs gevestigd is en verscheidene beroemde geleerden en een groot aantal vooraanstaande politieke personen van de meest uiteenlopende richtingen onder de leden telt. “Wij willen hier slechts herhalen wat wij reeds meermalen – en met een zuiver geweten – hebben duidelijk gemaakt dat onze commissie zich nooit op politiek terrein begeven heeft en ook niet van plan is dit te doen. Wij eisen van al onze medewerkers dat zij zich strikt aan hun humanitaire taak zullen houden en wij geloven niet dat wij hierin te kort zijn geschoten. Overigens zal de Larense bevolking bij het lezen van ’s ministers antwoord wel vreemd hebben opgekeken dat haar vreedzaam dorp zo plotseling tot een terrein van politieke hartstochten is gebombardeerd en dat in dit dorp ‘ernstig gevaar voor stoornis van de openbare orde’ zou kunnen bestaan naar aanleiding van een filmvoorstelling met een zuiver humanitaire strekking. De sympathie die wij bij ons werk in Laren en Blaricum ondervinden, geeft ons niet de minste aanleiding om het romantisch pessimisme van de Larense burgemeester te delen.”

Uit Laarder Courant De Bel van 14 maart 1939.

Film in Blaricum wel te zien
Op 14 maart 1939 doet de Bel verslag van de openbare voorstelling van de film in de stampvolle Kunstzaal-Enzlin in Blaricum. Inleider J. Hundt zei: “Zoals gij allen weet, kon op een vorige bijeenkomst in Laren deze filmvoorstelling niet doorgaan, daar de burgemeester van Laren deze film niet geschikt achtte om vertoond te worden. In Blaricum hebben we echter dadelijk van de plaatselijke autoriteiten toestemming verkregen en we hopen dat deze film u een beeld zal geven van de verschrikkingen en de ellende van de Spaanse oorlog.”

Vervolgens merkt de verslaggever op dat de film een angstwekkend en gruwelijk beeld geeft van de verschrikkingen waarin ook vrouwen en kinderen en andere non-combattanten met de moderne oorlogswapens worden vernietigd. “En zee van ellende rolde voor het oog op en men kan zich haast niet voorstellen dat de ene mens de andere op zo helse wijze verminkt en belaagt. Aan de andere kant geeft de film voorbeelden van prachtige kameraadschap en mensenliefde waarvan wij bijvoorbeeld noemen de bloedtransfusiedienst, waarvoor zich dagelijks honderden vrijwilligers opgeven om hun bloed te offeren voor de gewonden.”

Bronnen:

  • Negen artikelen in Laarder Courant de Bel (d.d. 25/11, 29/11, 2/12 en 27/12/1938 en 17/1, 24/1, 14/2, 17/2 en 14/3/1939), gevonden op website Streekarchief Gooi en Vechtstreek (‘Gooi en Vecht Historisch’) met trefwoord ‘Hart van Spanje’. 
  • Krantenartikelen in diverse landelijke kranten, over de Kamervragen van Joekes en het antwoord van Van Boeijen.
  • Notulen gemeenteraadsvergaderingen 1938 en 1939 Laren in archief HKL.
  • Wikipedia-pagina over de Spaanse Burgeroorlog.
  • Wikipedia-pagina over schilderij Guernica.

N.B.: De toenmalige spelling in de Laarder Courant de Bel is omgezet naar de huidige spelling.