Winter ijspret 1940 – 1950
Door de gezelligheid op de brink rond de kerstdagen met de kunstijsbaan, spoelden mijn gedachten als vanzelf terug naar de ijspret uit mijn jeugd in Laren, zo rond de jaren vijftig.
Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 107 [2009-1]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.
tekst en foto’s: Ank van der Veer
Koud, behoorlijk koud, en zo warm als mogelijk ingepakt, kompleet met borstrok. Daarop met een grote veiligheidsspeld een medaillon van de Heilige Christopher, als beschermer van de kinderen, die in Katholieke kringen ‘veiligheid’ moest bieden.
De ‘drollenvanger’ (lange broek met elastiek in de pijpen) én rok (voor de meisjes), rubberen laarzen aan en met de houten schaatsen van mijn grote broer, schaatsten we met z’n heel velen op het door de ouders goedgekeurde ijs van de Coeswaerde (spreek uit koesweerd).
Foto boven toont de winterpret in 1940 waarschijnlijk op de ‘vijver’ genoemd naar de ‘Hut van Mie’ aan het einde van het Mauvezand. Mijn broer en zus met de 3 buurmeisjes de Blok. Ik was nog lang niet geboren.
De andere foto’s zijn uit 1950 met een nichtje, en tante op dezelfde ‘stoeltjes slee’ die toen al als ‘antiek’ werd betiteld en schaatsend op de Coeswaerde ergens in de jaren daarna.
Een pret waarvoor we altijd ‘ijsvrij’ kregen van school, ieder jaar zo lijkt het nu, maar was dat ook zo?
Gezeten op de door oma gebreide -en aan een elastiek bevestigde- wollen wanten, worstelden wij met verkleumde handen, eerst de bevroren linten van de schaatsen uit elkaar om ze daarna vol ongeduld onder te kunnen binden. Dat was geen gemakkelijke opgave, want als dat te los gebeurde dan ‘glee’ je van de schaats af en als het te strak ondergebonden was dan voelde je na een tijdje geen voeten meer. Maar dat gebeurde eigenlijk altijd wel na een poosje. En natuurlijk geen gezellige warme tent in de buurt waar je weer ‘op’ kon warmen of chocolademelk drinken. Omdat we allemaal rond de Coeswaerde woonden was dat geen beletsel. Tegen de tijd dat we helemaal niets meer voelden of het donker begon te worden togen we verkleumd met rode wangen, druipende neuzen en blauwe tenen huiswaarts. Daar wachtte moeder bij de roodgloeiende ‘salamander’ met de thee en een ‘mariabiskwietje’. En terwijl ze je voeten weer warm wreef zodat ze pijnlijk begonnen te tintelen, luisterde ze naar je enthousiaste verhalen.
Zo sprookjesachtig waren de winters van toen! Want je hoefde er niets voor te betalen, dus kinderen van alle rangen en standen konden net zo lang als zij wilden met elkaar schaatsen. Geen luidspieker die je vertelde dat diegene met dit of dat nummer van de baan moeten om plaats te maken voor anderen. Die ook nog lang hebben moeten wachten en veel hebben moeten betalen. Maar de pret in 2008 zal er niet minder om zijn geweest, alleen de minder bedeelden zullen hebben moeten wachten op een echt bevroren slootje in hun buurt. Jammer, die verschillen zijn nu groter dan toen, helaas.
De Brink was één grote speelplaats voor ons kinderen in die tijd en de Coeswaerde in bevroren toestand bood plaats voor nieuwe vriendschappen en zeer prille liefdes op de schaats of slee. Ieder jaar als de vorst inviel, en de waaghalzen als eersten het ijs uitprobeerden en er steevast enkele door zakten, keken we uit naar hét moment dat het mocht. En ik weet niet of dat ook zo was maar het leek een hele winter te duren. Want hoe lang duurt een winter voor een kind van 10, een week, een maand?