Wichman, Floris, erfgooiers en schaarbrieven – deel 1
Dit is de papieren neerslag – in drie delen – van een lezing op 22 oktober 2002, door Anton Kos verzorgd voor de Historische Kring Laren. In dit nummer deel één.
Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 82 [2002-4]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.
Door Anton Kos
Ik ga het vanavond over schaarbrieven hebben. En over erfgooiers. Ik moet daarvoor terug in de tijd. Ja, niet alleen naar de periode 1300-1500, de periode waarin de erfgooiersorganisatie of Marke ontstond en de eerste schaarbrieven werden uitgevaardigd, nee, ik moet veel verder terug. Ik moet naar halverwege de tiende eeuw. En ik moet het met u hebben over niet-erfgooiers, sterker, ik moet het met u hebben over… Duitsers. Jawel. Daarna moet ik het hebben over Hollanders, letterlijk, de graven van Holland. Vervolgens kom ik toe aan de Marke en pas dan kan ik iets zeggen over de schaarbrieven.
Het is het jaar 962. Graaf Wichman II van Hamaland (952-973) zit in zijn burcht te Hoog-Elten, gelegen onder Arnhem en net over de grens met het huidige Duitsland, en tuurt naar buiten. Hij is droevig. Zojuist is zijn vrouw Liutgard overleden. Troost is dat hij zijn twee dochters nog heeft, en zijn jonge zoon Wichman jr. Te jong en te zwak van gestel. En hij voelt dat hij zelf ook niet lang meer heeft. En daarmee komt zijn opvolging en het voortbestaan van zijn familie in gevaar. Derhalve neemt hij serieuze besluiten: het Hamalandse familiebezit, dat zich uitstrekt van Friesland tot Gelderland met als zwaartepunten Deventer en Elten, zal hij deels onder brengen in een klooster en zijn jongste dochter Liutgard daar abdis maken. Een meer geschiktere plaats voor een klooster dan de burcht Elten was er niet. Hij liet de boel verbouwen of herinrichten tot klooster. Nadat het gereed was schonk hij, zoals gezegd, een groot deel van zijn familie – en leengoederen aan de abdis en de nonnen (968-970). Zo konden zij in hun levensonderhoud voorzien. Ook ging hij naar de Keizer. Aldaar vroeg hij of het klooster onder Keizers bescherming kon vallen. En dat kon en geschiedde. Kortom: alles was geregeld. En zowel Wichman als Wichman jr. stierven in 973.
En toen begon het gedonder
De oudste dochter van Wichman was het niet eens met de schenkingen van haar vader aan het klooster. Zij had haar zinnen gezet op het gravenambt van Wichman. In die tijd een gewaagde onderneming, immers een vrouw had niets te vertellen. Evenwel ondernam Adela, zoals zij heette, direct pogingen om het klooster te overmeesteren. Om dit kracht bij te zetten huwde zij voor de tweede keer – haar eerste man was al lang dood – met een lokale krachtpatser, Balderik. En Balderik had minstens zo veel ambities als zijn nieuwe vrouw. De strijd om Elten brak uit. Strijd, want ook al was Liutgard inmiddels een aan God gewijde maagd, ze had haar eigen ridders – vazallen en ze schroomde niet deze opdracht te geven ten oorlog te gaan. Op een gegeven moment was de Keizer het beu; had hij niet zijn bescherming gegeven aan het klooster? Dus moest hij ingrijpen. De kroniekschrijver Alpertus van Metz daarover:
Aangezien de koning echter in diepgaand beraad maatregelen wilde treffen om de veiligheid van die plaats (Elten) voor de toekomst te waarborgen, heeft hij te Nijmegen een rijksdag bijeengeroepen; toen men overal vandaan in groten getale daar was bijeengekomen, heeft hij bepaald dat over het bovengenoemde sticht [het klooster] ernstig moest worden gesproken. Balderik was daar met zijn vrouw [Adela] aanwezig en volgens het vonnis dat de rijksgroten hadden geveld, moest hij, aangezien zijn schuld wettig bewezen was, beloven dat hij zijn aanspraken op die kerk voor altijd op zou geven. Aldus hebben zij door middel van een oorkonde de veiligheid van het sticht gewaarborgd.’
Die oorkonde kwam er in 996. Nadat eerst toegelicht werd waarom en waartoe, en dat het de Keizer allemaal erg dwars zat, werd besloten tot een compromis: de helft van de door Wichman geschonken goederen werd aan Balderik en Adela toegewezen. Dat is vreemd. Was het niet zo dat Balderik en daarmee Adela schuldig werden bevonden, aldus Alpertus? Waarom ging men dan over tot een compromis, een boedelscheiding? Het volgende was er aan de hand: Adela had de schenkingen van haar vader op basis van een Saksische wet, die stelt dat alle familieleden instemming moeten verlenen aan een dergelijke actie, betwist; dat de wet inmiddels was aangepast door de Keizers en wel met de toevoeging dat zo een schenking mag mits voor de koning of aan een kerk, dat wil zeggen, met zijn instemming en aan bijvoorbeeld een klooster, daar hadden Balderik en Adela feitelijk niets mee te maken. Die toevoegingen waren namelijk niet Saksisch. En dat waren zij wel degelijk en ze bevonden zich deels op Saksisch grondgebied. En ze kregen gelijk, zonder dat het met zoveel woorden werd gezegd. Maar de boedelscheiding spreekt voor zich. Overigens wordt in dezelfde oorkonde nog gewag gemaakt van het feit dat er extra compensatie voor Balderik volgde; en dat hij alles vrolijk onderging. Ja, vinden we het gek. En hiermee is een hardnekkig misverstand uit de weg geruimd. Decennia lang heeft men Adela – toegegeven, ik heb er zelf aan meegedaan en vertelde u zojuist nog dat Adela het bewind van haar vader voort wilde zetten – een sterke rol in dit gebeuren toegekend, maar het blijkt zo allengs dat het Balderik is die het vuur heeft aangewakkerd. Hij heeft Adela verkozen, opdat hij een stevigere machtspositie in het gebied kon verkrijgen. We mogen niet vergeten dat Balderik al wat voorstelde, maar niet van hoge adel was. En dat was Adela wel, bovendien een rijke vrouw. Dus huwde hij haar.
Dus: het was Balderik die na de dood van Wichman van Hamaland zijn oog liet vallen op zijn inmiddels weduwe geworden dochter Adela; via haar en de Saksische wet kon hij de schenkingen van haar vader ongedaan maken; en hij kon feitelijk de macht over het klooster overnemen, door bijvoorbeeld de abdisverkiezing te beïnvloeden; en hij had meer status via Adela.
De kroniekschrijver Alpertus heeft er alles aan gedaan om Adela zwart te maken en het is hem gelukt. Zelfs 1000 jaar na dato verschenen er artikelen waarin Adela een grote rol kreeg toebedeeld in het gebeuren op basis van zijn kroniek Gebeurtenissen van deze tijd. Ze werd zelfs de ‘Lady Macbeth van de lage landen genoemd’. Recent onderzoek wees iets anders uit: het was Balderik die de ambitie had de waardige opvolger te worden van de machtig graaf Wichman van Hamaland.
Maar wat heeft dat nu te maken met de erfgooiers? Onder de schenkingen die Wichman deed zat het graafschap Nardinclant. En Nardinclant is niets anders dan het huidige Gooi; het was wellicht groter; Tussen Vecht en Eem zou een mooie benaming zijn, maar laten we het houden op Naarden (Bussum), Hilversum, Laren, Blaricum en Huizen, met als grenzen Eemnes, Lage Vuursche, Muiden en Neder- ‘ horst den Berg. Het Nardinclant was een koninklijk leengoed geweest. En het viel daarom niet onder de boedelscheiding. Daar konden Balde· rik en Adela geen enkele rechtsgeldige aanspraak op maken. Derhalve bleef het in het bezit van het klooster Elten, onverdeeld. Balderik en Adela hebben wel getracht Nardinclant aan zich te trekken, maar daar hielp die Saksische wet niet. Integendeel; wat ooit koninklijk is geweest, blijft dat. Ja, blijft dat; want daar komt de naam Gooi vandaan. Gooi is een koninklijke duiding van bezit. Weet u dat ook weer. Kortom: Nardinclant bleef aan Elten. Tot 1280. En in de periode 996-1280, daar ligt de kiem. De kiem van de erfgooiers en hun marke en schaarbrieven.