Vrijwilliger in het zonnetje… Hein Calis
“Ha Hans, woensdag is prima. Ik stuur je mijn adres. ‘Dikke bult’ staat er boven de voordeur. Kom maar achterom…,” appt Hein Calis me voorafgaand aan ons gesprek. Wat een vreemde naam voor een huis. Dikke bult?
Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 164 [2023-2]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 9,50 per stuk in de Lindenhoeve en bij Bruna te koop, zolang de voorraad strekt.
Tekst: Hans Schaapherder
Ik ken Soest nauwelijks dus ga er van uit dat die naam aan iets lokaals onttrokken zal zijn. Bij aankomst is het inderdaad niet te missen en staat er met sierlijk gebogen smeedijzeren letters ‘Dikke Bult’ op de gevel. Als ik – op z’n Larens – achterom gelopen kom, staat Hein, mijn mederedactielid, me al op te wachten. Hier heeft hij een kantoortje van waaruit er een fraai uitzicht is op de prachtig onderhouden achtertuin. Geen bult te zien….
Hein verdient het zeker om eens in het zonnetje gezet te worden, alhoewel de reden om het nu te doen een triestere kant heeft. Hein kan zijn bijdrage in de redactie van het Kwartaalbericht helaas niet langer combineren met de mantelzorg die hij aan zijn vrouw geeft. Een nuchtere constatering die hij in ons gesprek een aantal keren positief benadrukt door zijn levensmotto: Later is nu en geniet ervan, want morgen is vandaag alweer gisteren.
De rubriek ’t zonnetje’ is de afgelopen jaren een beetje Hein z’n specialiteit geworden. Geschreven in een stijl waarin hij de lezer als het ware meenam naar zijn bezoekjes. Zo vertelde hij over de rit naar (meestal) Laren, over hoe hij welkom werd geheten en dat er een geanimeerd gesprek ontstond, vaak met verrassende aanvullingen. Precies zoals Hein zichzelf in zijn eerste stukje (KB 149) in 2019 omschreef: “Ik draag daar graag onderzoekend en schrijvend een steentje aan bij en hoop zo de mooie verhalen uit het rijke verleden van ons dorp mee naar boven te halen en levend te houden”. Wie al die persoonlijke verhalen over onze vrijwilligers nog eens gaat teruglezen komt, tussen de regels door, ook heel veel over Hein zelf te weten.
Ook vóór zijn redactiewerk was Hein al actief voor de HKL. Zo bezorgt hij al sinds 2015 ‘de krantjes’ in Soest. “En dat doe ik nog steeds”, vertelt Hein zodra hij een kop koffie voor me heeft ingeschonken. “Later kwam daar ook de wijk in Laren bij: rond de Cornelis Bakkerlaan, de buurt waar ik ben opgegroeid. Die loop ik met veel plezier. Hoewel, de een-na-laatste keer heb ik een rot-smak gemaakt op een bijna onzichtbaar afstapje bij een nieuw bungalowtje, net voorbij de ‘makketuin’. Ik ging me toch ongelukkig onderuit! Ik bleek toch niet meer zo soepel te zijn als ik dacht dat ik was en heb het nog wekenlang gevoeld. Maar goed, ook dat hoort erbij: alles voor het goede doel!”
Sinds 2019 zit je ook in de redactie en vrijwel direct ben je de rubriek ’t zonnetje’ gaan schrijven. “Ja, dat kwam mij ook wel heel goed uit, want ik heb helaas niet de tijd om uitgebreid in het archief te gaan zitten. Eigenlijk ben ik toch wel van de persoonlijke verhalen. Waarschijnlijk heeft dat te maken met de onderwijzer in mij.”
Voor het verhaal over je opa kon je je vervolgens helemaal uitleven. “Ja, ik vond het heel leuk om in die geschiedenis te duiken. Ik ben een van de jongsten in mijn familie (Hein is van 1949) en ben daarvoor niet alleen bij mijn oudste broer en zus te rade gegaan, maar heb ook enkele oudere neven en nichten bezocht die ik allang niet meer gesproken had. Dat was dus een mooie, leerzame en tegelijk gezellige klus”. Niet lang daarna kon je daar nog op terugkomen toen we het verhaal over de Larense soldaten van Napoleon publiceerden. “Ja, dat deed me wel wat. Het idee van hoe het in het leven kan lopen, begint al met dit soort toevalligheden. Zo accepteer ik het leven ook vaak: het zal allemaal wel ergens goed voor zijn. Het rolt zoals het rolt en wat je kán veranderen, dat moet je veranderen. Voor de rest moet je je aanpassen. Zo gaat dat met mijn vrouw ook. Ze is al lang ziek en gaat langzaam verder achteruit, maar het gaat zo mooi geleidelijk, dat je erin meegroeit en de dan best passende stappen neemt. Het schrijven van de ’Zonnetjes’ paste een aantal jaren perfect, maar inmiddels gaat het me in de weg zitten. Levend volgens mijn motto probeer ik zo positief mogelijk in het leven te staan. Passend bij dat motto had ik vorig jaar een scheurkalender over positiviteit gekocht. Het bleek de miskoop van het jaar, want de invalshoek van de kalender is juist een negatieve en hij staat blad voor blad vol met adviezen die ervan uitgaan dat de lezer zielig is. Voorziet niet in mijn behoefte. Dus nu heb ik voor volgend jaar alvast een ‘omdenk’-kalender gekocht. Daar ga ik vast meer plezier aan beleven” Omdenken is een manier van denken en doen, waarmee je van een probleem een mogelijkheid maakt (HS).
Als ons gesprek vol op gang komt, lopen de verhalen alle kanten op en is het soms schakelen en terugschakelen van het een naar het ander. Kijk maar.
Komt jouw vrouw ook uit Laren?
“Nee, die heb ik op de Pedagogische Academie Ludgerus in Hilversum leren kennen. Toevallig ben ik momenteel bezig om een reünie te organiseren. Het is volgend jaar alweer 50 jaar geleden dat onze oude klas afstudeerde. Het bleek een vrij hechte groep waarvan ik met velen nog contact heb. De jongste is inmiddels ook al bijna 70.” Ken je ook nog Laarders daarvan? “Ja zeker, mijn neef Frans. Wij zijn samen opgegroeid, want we woonden naast elkaar op de Cornelis Bakkerlaan. Frans is de jongste van het zes kinderen tellende gezin Wikkerman. Met hem en zijn oudere broer Ruud heb ik samen met andere leeftijdgenootjes uit de straat veel en heerlijk gespeeld bij de fabriek en op het veldje (een doodlopend stukje van de straat) en natuurlijk op de dichtbijgelegen Brink.
Het is eigenlijk wel grappig hoe vaak Frans mijn paden heeft gekruist. Hij is enkele jaren jonger. Ik heb een paar jaar op Hageveld gezeten, hij heeft er een paar maanden op gezeten. Toen had hij het al gezien, maar ik denk dat hij gewoon heimwee had naar dat grote, warme gezin. We hebben samen dus ook op de PA gezeten en ik ben hem ook in mijn latere carrière nog tegengekomen. Op een gegeven moment was ik interim-directeur op de openbare school en werd hij in datzelfde dorp op de katholieke school als leidinggevende aangesteld. Ja ja, maar hoe kwamen we daar nou op?”
Omdat je Dini, je toekomstige vrouw, daar hebt ontmoet. “Ja, klopt. Na de PA zijn we allebei op verschillende scholen aan de slag gegaan. Zij in Muiderberg en ik in Soest. Na ons huwelijk – in 1976 – heel feestelijk met twee schoolklassen daarbij – zijn we eerst in de Blaricumse Bijvanck gaan wonen. Maar toen ik begin 1978 op mijn school in Soest (‘De Achtbaan’) van onderwijzer tot directeur benoemd werd, dat toen nog gewoon ‘hoofd van de school’ heette, hield dat o.a. in dat ik veel en lang van huis was en heel regelmatig op ‘De Achtbaan’ overbleef voor de een of andere avondbijeenkomst. Dan zei mijn vrouw tegen de kinderen: “Papa komt pas laat thuis, dus eten we pannenkoeken.” In het begin een traktatie, maar op een gegeven moment kwamen die pannenkoeken hen behoorlijk de neus uit. Toen hebben we in 1983 gekozen om naar Soest te verhuizen.”
“Definitief het Gooi uit dus en weer een tikkie verder bij mijn geboortedorp vandaan. Toch is de band met Laren altijd sterk gebleven. In de eerste paar jaar kwam ik er nog wekelijks om een balletje te trappen in een van de lagere elftallen van LVV. We hadden een heerlijk team, allemaal niet meer piepjong, maar zeker ook nog geen veteraan. Een echt vriendenteam bestaande uit diverse plukjes familieleden en daar weer aan verbonden kennissen. Bijvoorbeeld Jan en Peter de Jong, de gebroeders Jaap en Bertus Mulder en hun beide zwagers, de broers Ruud en Henk Wikkerman en ik als hun neef tezamen met mijn vriend Harrie en diens zwager (ook een) Hein. Aangevuld met een aantal niet direct verbondenen. Op enig moment meldde ook Pieter Winsemius zich bij ons: een in meerdere opzichten waardevolle aanwinst. Want niet alleen kregen we een lichte VIP-status, maar ook een lange, kopsterke medestrijder en bovenal een heerlijke sfeermaker. De zondagen waren feestjes met de vrouwen en een steeds aangroeiende kinderschare gezellig langs de lijn. We voetbalden niet om de knikkers, maar vonden winnen toch wel leuk. Zo leuk dat we – nadat we in één seizoen zo vaak gewonnen hadden dat we het jaar erop konden promoveren – deze eer aan een jonger elftal overlieten met het voorstel: wij zijn LVV 7 en jullie 9, zullen we een jaartje ruilen. Zo geschiedde. De jeugd blij net als wij. Na het breken van een been van een van ons – Peter was de ongelukkige – hebben we het lopende seizoen nog wel netjes afgemaakt, maar zijn daarna bijna allemaal tegelijk gestopt. Wel hebben we door de jaren heen nog regelmatig reünies gehouden, steeds gastvrij bij Pieter en diens vrouw Hannah thuis ontvangen”.
De 5e klas Aloyisiusschool 1960 met meester Van Wees.
Bovenste rij: Joost Vermeer, Henk Willard, …? vd Meer, Sjaak Ter Berg, Arjen Rateland, Jan Zeeuw vd Laan, Wim Kapitein, Rini de Bok, Roel v Wijk, Willibrord de Lange, Kees Pronk.
Tweede rij: Fok Bierlaagh, Harry Calis, Tim Bitter, ……..?, Jan vd Brink, Jan de Leeuw, Stef Willard, Wim Majoor, Reinier Hofsloot, Willem van Schalkwijk
Derde rij: Herman Calis, Timo Smit, Jos Hogenes, Tom de Koning, Sjaak Hilhorst, Walter Overkamp, Jan de Boer, Wim de Booy, ……?, Henk Calis, ……?
Zittend: Peter Knuvers, Peter Staal, Joop Töller, Eddie Posthuma, René Overbeek en Hein Calis.
Cornelis Bakkerlaan
De band met voetbal werd dus verbroken, maar hoe zit het met de band met Laren? “Die is eigenlijk altijd gebleven. Dat kwam mede doordat mijn ouders er bleven wonen. Na het overlijden van mijn vader eind 1991 bleef mijn moeder nog tot haar 98ste zelfstandig in het huis aan de Cornelis Bakkerlaan – waar mijn vader zelf in 1935 als timmerman aan had meegebouwd – wonen. Ze heeft er al met al 73 jaar gewoond. Het was ook een fijn huis waar ik goede jeugdherinneringen aan bewaar. Als ik vroeger uit school kwam, was mijn moeder gewoon altijd thuis hè. Dan moest ik ‘s winters eerst wel even kolen scheppen, voordat ik naar binnen mocht. Iedere zaterdagmiddag werd er intern verhuisd van het kleine achterkamertje naar de wat grotere voorkamer. De radio, het aquarium en de rookstoel van mijn vader gingen mee. Het eierkolen-gestookte salamandertje in de achterkamer ging dan ‘s winters uit en de antraciet-gestookte haard in de voorkamer werd aangemaakt. En als die koude kamer dan wat was opgewarmd en de rook was opgetrokken dan kon het ‘weekendje deftig zitten’ beginnen. Zondagavond werd de hele boel dan weer netjes naar achter terugverhuisd en de salamander weer aangestoken. Het was er knus en gezellig. Het uitzicht vanuit het kleine kamertje was niet geweldig. We keken uit op de drieverdieping-hoge fabriek van Willard. Ja, die was altijd duidelijk aanwezig. Zoals anderen thuis hun klokje geduldig hoorden tikken, zo hoorden wij altijd de weefmachines in de fabriek. Af en toe waren ze in onderhoud en dan was het bij ons zo opvallend stil dat we juist die haast unheimische stilte hoorden. Het werkte bijna geruststellend als ze weer aan werden gezet.”
“De laatste jaren van mijn moeders leven was ik weer wekelijks in Laren. Zaterdag was mijn dag. Eerst om haar thuis gezelschap te houden en klusjes in huis en in de tuin voor haar op te knappen en samen het ‘Larens Journaal’ door te nemen. Toen min of meer zelfstandig thuis wonen in 2008 op 98-jarige leeftijd echt niet meer ging en ze een plekje in de Stichtse Hof kreeg, bleef ik haar op de zaterdagen alleen of regelmatig ook met vrouw, kinderen en kleinkinderen bezoeken. Als het weer het enigszins toeliet, rolden we haar met plezier naar beneden het dorp in om steeds een ander hoekje van ons mooie dorp te bekijken en om ergens een lekker bakkie koffie met gebak te nuttigen of – voor haar helemaal het einde – een portie poffertjes mét rum! Zo was een bezoekje zeker geen verplichting maar plezier voor alle betrokkenen.
Toen mijn moeder eind 2011 overleed, was mijn directe band met Laren toch wel voor een goed deel verbroken. Máár ik vond een goede oplossing voor dat gemis én werd lid van de Historische Kring Laren. En zo is het gekomen, zeggen ze dan”.
Een goed moment om ons gesprek te beëindigen. Hein, dankjewel voor al jouw inspanningen voor de Historische Kring. We begrijpen de reden maar nemen geen afscheid. Ik wens je heel veel sterkte en kracht en houd vooral vast aan je positieve instelling.
LVV-7. Achterste rij van links naar rechts: John Bouwman, grensrechter Cees Boom, Hein Dappers, Mijns Verhoeven, Pieter Winsemius, Rob Ombach, Hein Calis en scheidsrechter Majoor (‘de Moker’).
Voorste rij van links naar rechts: Harrie Schepens, Bertus Mulder, Peter de Jong, (en knielend daarachter) Ruud Wikkerman, Jaap Mulder, Henk Wikkerman en Fred Grul.
Dikke bult
O, ik zou het bijna vergeten: hoe zit het nou met die dikke bult?
“Zoals gezegd woonden we na ons trouwen eerst in de Bijvanck. Wij woonden er prima in een gloednieuw huis. Een huurhuis weliswaar, maar geheel naar onze zin; én voor een belachelijk laag huurtje. Alleen mijn schoonvader vond dat niet kunnen. Zijn andere kinderen hadden een koophuis en wij dus niet. ‘Ik snap het niet’, zei hij regelmatig, ‘jullie hebben allebei een goede baan. Koop toch ook.’ Nou, toen kwam dus dat verhaal dat ik in Soest directeur werd, waarop we besloten om zijn raad dan maar op te volgen. Toen we het hem vertelden was hij reuze enthousiast en riep uit: ‘Eindelijk een eigen huis!’ Met mijn dure hypotheek in mijn achterhoofd kon ik niet nalaten hem te verbeteren. ‘Nee pa, niks eigen huis: eigen schuld!’ Als geintje hebben we toen door edelsmid Mark van Baars, die toentertijd in het voorhuis van de Wikkermannetjes woonde, een mooi koperen opschrift laten maken voor op ons huis in Soest. Op dit huis en op zijn opvolger heeft toen tezamen 30 jaar lang de tekst ‘Eigen Schuld’ gestaan. Toen we de laatste termijn van de hypotheek afgelost hadden, zijn we naar de plaatselijke smid gegaan en hebben we hem gezegd dat we de komende 30 jaar tegen het tweede deel van het bekende spreekwoord aan wilde kijken. Zo werd ‘Eigen Schuld’ voortaan ‘Dikke Bult’.”