Mijn oude buurt: Cornelis Bakkerlaan (slot?)
Is de Laan, de Cornelis Bakkerlaan mijn geboortestraat, een bron, waaruit je levenslang blijft putten? Waarom, ook al woon je elders in den lande, blijf je teruggaan naar dat straatje? Op mevrouw Toos Calis, mevrouw Fien Boog en de heer en mevrouw Arie Bon na, woont niemand meer in dat straatje. Ik bedoel met niemand, de mensen die ik mij herinner uit mijn kindertijd.
Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 103 [2008-1]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.
Jan(neman) Willard
Bijna veertig woningen telde de Cornelis Bakkerlaan in mijn jeugd. Het aantal kinderen in de jaren vijftig van de vorige eeuw bedroeg ongeveer 80. Ik zie ze allemaal nog voor me en ik weet precies in welk huis ze wonen. Ik ken hun vaders en hun moeders. Sommige moeders spraken met een accent, zoals Prins Bernhard, want die kwamen uit Duitsland. Sommige moeders gingen bij de kerk staan, als daar een trouwerij was. Andere moeders konden urenlang met elkaar kletsen en bleven ieder bij hun eigen deur staan. Ze schreeuwden niet, ze hadden een stevige stem. Sommige moeders zag je nooit buiten. Alleen op zondag, als ze naar de kerk gingen of voor een wandeling op die middag. Maar de moeders waren er altijd en je ging er heen, als je gevallen was, als je ruzie had en gevochten met andere kinderen, als je door een wesp gestoken was en als je iets te vragen had of iets wilde hebben. Onze moeders waarschuwden ons voor “boze kerels” op de hei. We hadden naast de straat en de dam ook het eerste en het tweede veldje en het kleine heitje aan de Drift. Daarnaast gingen we ‘s zomers zwemmen op het Mauvezand en waren we lid van de gymclub WIK (willen is kunnen). Vader Wikkerman was voorzitter van WIK.
Ook was er de buurtvereniging met het jaarlijkse uitstapje met de bus. De heer Ligter, schoenmaker en wonend aan de Nieuwlarenweg, was hiervan de voorzitter. Maar niet alle kinderen konden zich de weelde van een lidmaatschap veroorloven. De meeste moeders hadden geen stofzuiger of wasmachine, laat staan geld voor zwemmen, gymmen en uitgaan met de bus. Maar op school werd gezwommen en gegymd. Bij mooi weer gingen we in de teil op de dam, dezelfde teil, waarin we op vrijdagavond of zaterdag werden gewassen en verschoond.
Wij werden als kinderen nog niet lastig gevallen met weer een nieuwe badkamer of keuken of urenlange ritten op de achterbank van een auto. Vader Wikkerman was brandweerman en zo wisten wij altijd waar de brand was. We hadden Koninginnedag met kinderspelen en vetpotjes, de Sint Jansprocessie, de kindsheid, de communiefeesten en de kermis. Bij Willard hadden ze twee autopeds en kinderfietsen. Die werden geleend door de buurt. Soms stond daar iets tegenover. Al zuigend op een wijn-, zuur-, of toverbal ging men vragen om even te mogen steppen of fietsen. De zuigbal verdween in de mond van de kinderen Willard en de step of fiets onder de voeten van de kinderen uit de buurt. Daarna was het weer gelijk oversteken. Ook speelden we busje met de autoped. De route liep van de fabriek in de Cornelis Bakkerlaan tot Timo Smit, daar rechtsaf het Brinklaantje in, bij bakker Verver rechtsaf de Naarderstraat op en dan bij de visboer weer rechtsaf de Cornelis Bakkerlaan in. De “buschauffeur” stepte en de passagier stond voor hem op de autoped. In- en uitstappen mocht alleen bij ‘echte’ haltes.
De jongens van de familie de Wit mochten op zondag niet fietsen en ze mochten van hun moeder ook niet achterop bij de roomsen. Tussendoor knikkerden we in echte met de schoenhakken gegraven kuiltjes, we tolden, we hinkelden, we deden touwtje springen, katlieken en we zongen:’ In In Holland staat een huis’, ‘schoorsteenveger ging op reis’ en ‘lucifers te koop’. We bouwden hutten, we speelden in het lege kippenhok bij slager Goes en ineens hadden ze bij Wim de Boer een echte opdraai-grammofoon met bakelieten 78-toeren platen. We speelden vader en moedertje en als voorbereiding op het echte grote mensenleven ‘gingen we met elkaar’ en ‘deden we het met elkaar’ in de bosjes of op de hei. Naast vaders en moeders zijn er ook tantes in de laan. De meest bekende zijn tante Vuis en tante Marietje Calis, gelieerd aan de familie Wikkerman en de tantes Ali, Marie, Jo en Map Willard. Als moeder Siente Wikkerman-Calis overlijdt na een langdurig ziekbed en een pelgrimage naar Lourdes, hertrouwt vader Wikkerman met tante Marietje Calis, de zus van zijn overleden vrouw Sientje. Dat was een heel droevig gebeuren, herinner ik mij. Ook vader Stef Willard overleed plotseling en weer liep de hele laan uit naar het St. Janskerkhof. Ook hadden we de dames Salome, een juffrouw van de meisjesschool, die een kamer bewoonde in het huis van de familie van de Pijl en de heer Piet van Breemen, de timmerman. Zij waren geen vader of moeder, maar ze hoorden er wel bij.
U mag dit stukje lezen als opmaat naar de reünie van de kinderen uit de Cornelis Bakkerlaan. Deze 60-plussers gaan elkaar eind April 2008 ontmoeten in het Bonte Paard, het bekende café, waar overigens de meeste van hen nog nooit zijn geweest. Voorlopig stop ik met de Laan. Wellicht dat de reünie aanleiding is tot meer herinneringen uit de Laan, maar dat merkt U dan wel.