Eduard (Ed) Jacobs 1859–1931
Eduard (Ed) Jacobs werd geboren in 1858 te Amsterdam. Hij was een nogal stille jongen, viel niet op, en doorliep zonder enige noemenswaardige incidenten of bijzonderheden zijn schooltijd. Hij kwam uiteindelijk in het zakenleven terecht dat hem niet veel levensvreugde schonk.
Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 122 [2012-4]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.
Mary van der Schaal
Beeldhouwer
Hij had een onbedwingbare lust om te modelleren met zijn handen. Alles wat hij aan bewerkbaar materiaal tegenkwam werd al als kind door hem bewerkt, hij sneed dierenkopjes, gezichtjes, figuurtjes in een stuk hout of krabde het uit in steen met zijn zakmes of boetseerde het in klei. Steeds voelde hij de drang om te vormen.
Toen hij meerderjarig werd besloot hij zich geheel aan het beeldhouwen te wijden en zei het zakenleven vaarwel. Uiteindelijk vond hij een beeldhouwer die hem wilde helpen en kreeg hij een jaar lang avondlessen bij beeldhouwer E. van den Bossche (1849-1921). Een Belgische kunstenaar die ook in Nederland werkte. Samen met Willem Crevels (1855-1916) waren zij verantwoordelijk voor het beeldhouwwerk aan de Gouden Koets (1898).
In 1882 kreeg hij de kans om lessen te gaan volgen aan de kunstacademie in Parijs. Dit heeft hij een jaar volgehouden en ging toen studeren aan de academie in Parijs, daarna van 1883-1888 in Rome en Florence.
In 1888 kreeg hij ‘de Prix de Rome’. Dit is de oudste en meest genereuze prijs voor jonge kunstenaars in Nederland. Hij voelde zich vereerd maar verder deed het hem weinig. Hij deed geen moeite om op te vallen of naam te maken, zijn drang om te scheppen was onuitputtelijk.
Na zijn buitenlandse ervaringen streek hij neer in Amsterdam in een atelier aan de Ringdijk. Maar toen sloeg het isolement toe, onbekend zonder de zo nodige waardering. Om staande te blijven in materiele zin werd hij gedwongen om werk te zoeken. Een advertentie in een dagblad verlokte hem om naar Essen te reizen en daar vond hij voor een korte periode werk bij een stukadoor als modelleur van plafonds en andere ornamenten. Tot zijn vriend, de beeldhouwer Zijl, hem uitnodigde hem te helpen bij zijn werk. Bij hem raakte Ed voor het eerst met de uitvoering in steen bekend en deed hij op technisch gebied veel ondervinding op. In 1992 kwam er verandering in zijn leven. Na een bezoek aan Laren, het dorp dat hem bijzonder aantrok. Hij besloot om daar te gaan wonen om er het landleven en de typische klederdracht uit te beelden en vestigde zich op het Zevenend 23.
Al spoedig ontving hij allerlei opdrachten en dat waren niet alleen opdrachten om beeldhouwwerken te vervaardigen. Toch maakte hij zijn eerste jaren in het Gooi enige prachtige beelden o.a. ‘De zittende boerenvrouw met schoudermantel’, het Huizer meisje, de van Wulfenbank en de Pomp op de Brink in Laren. In de loop der jaren kwam er veel werk uit zijn handen dat getuigenis aflegt van het kunnen en niet minder van het diepe voelen van deze beeldhouwer.
Hoezeer hij ook twijfelde aan zich zelf en zijn werk nooit goed genoeg vond heeft hij zich ontwikkeld tot een kunstenaar die onuitwisbaar is geworden in de geschiedenis. Hij overleed op 11 januari 1931 te Laren.
Bronnen: J.S.H.Kever en Internet