Edgar Weinberg, man met negen levens

Edgar Weinberg, man met negen levens

In het vorige Kwartaalbericht was het al aangekondigd: Steven Weinberg (1946), zoon van Edgar Weinberg (1910-1994) en Ella Weinberg-Meijer (1911-1997), publiceert een nieuw boek over zijn vader. Titel: ‘Edgars oorlog’. Ondertitel: de (de)monteur van Westerbork.

Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 173 [2025-3]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 9,50 per stuk in de Lindenhoeve en bij Bruna en de Larense boekhandel te koop, zolang de voorraad strekt.

Tekst: Wim Keizer

Op de flaptekst noemt Steven het boek “een adembenemend verhaal, een film waardig”. Daar is geen woord van overdreven. Edgar Weinberg heeft in zijn leven heel veel avonturen beleefd, diepte- en hoogtepunten meegemaakt, geleefd met hoop en wanhoop. In de oorlog als onderduiker was het vaak heel benauwd in kleine schuilhokken, vol angst voor verraad. Tegelijk vertoonde Edgar heel veel technisch vernuft in deze kleine ruimtes. Hij heeft het slechtste en beste in mensen gezien. Inderdaad was hij een ‘overlevenskunstenaar’. Een man met veel praktische kennis en vaardigheden en bovendien een heel goed verteller en tekenaar.

Een deel van zijn leven, met name in onderduik in Blaricum en Laren, was al bekend uit eerdere verhalen van Steven *). In het nieuwe boek publiceert Steven het hele verhaal over zijn vader, aan de hand van teksten die hij vond in documenten. Daar horen drie schriften bij die Edgar als een soort brief schreef aan zijn toenmalige verloofde Margot Reingenheim, wie het gelukt was naar New York te ontkomen. Steven wisselt teksten van zijn vader af met eigen teksten, vaak over door hem ver na de oorlog bezochte plekken waar Edgar verbleef. Om te kijken wat er nog van terug te vinden is. Ook zijn er citaten uit brieven, zoals van Edgars zuster Steffi (die in Ecuador woonde) aan zijn verloofde Margot.

Niet bang
Het boek bevat drie lange delen: 1. Voor de oorlog, 2. De oorlogsjaren en 3. Bevrijd! Alhoewel… Deel 4 is kort: Eind goed, al goed (de jaren 1945-1997).

Al in zijn jeugd beleeft Edgar veel spannende avonturen, die hij vaak zelf opzoekt. Edgar is geboren in Breslau (nu Wroclaw). Hij was geïnteresseerd in locomotieven en kende alle technische details. Citaat: “Aan zijn vriendjes in Breslau vraagt hij: ‘Wie durft er tussen de rails te gaan liggen en te wachten tot de trein voorbijkomt?’ Niemand.
Jullie zijn lafaards! Dan doe ik het wel!’
In de verte nadert een trein. Edgar snelt de baan op en gaat op de dwarsliggers tussen de rails liggen. Hij weet heel goed dat de bodem van locomotieven en wagons zo hoog is dat er geen gevaar bestaat. Maar als de kolos op volle snelheid nadert, twijfelt hij toch: en wat als er een losse ketting rondslingert of er hete sintels vallen? Te laat! Met een hels lawaai passeert de enorme locomotief de kleine jongen. Dan is er de eindeloze parade van tientallen wagons. Als de laatste voorbij is, staat hij zegevierend op en snelt naar zijn vrienden. Vanaf die dag is hij de onbetwistbare leider van de bende geworden.”

Piloot en vliegtuigmonteur
Na het overlijden van zijn vader Richard, die een bedrijf had dat dameskleding produceerde, stuurt zijn moeder hem als 16-jarige naar Engeland. In Manchester, toen het centrum van de textielindustrie, moet hij het vak gaan leren. Maar in Engeland komt hij ook in aanraking met de luchtvaart en wordt hij liever piloot en vliegtuigmonteur dan in de textiel te gaan. Terug in Duitsland komt hij al in 1933, als Hitler aan de macht gekomen is, snel in aanraking met de wreedheden van het naziregime. Hij besluit te emigreren naar Palestina, toen nog een Brits mandaatgebied. Hier wordt hij onderhoudsmonteur voor het Britse Imperial Airways, waarvan de vliegtuigen van en naar India een tussenstop maakten in Palestina. Ook gaat hij in zijn vrije tijd aan zweefvliegen doen.

Euforische tocht
Eén van de mooiste teksten van Edgar is zijn verslag van een tocht in een zweefvliegtuig, met de naam Nesher, boven Palestina.  De tocht begint euforisch, steeds hoger vliegend in de ‘schoorstenen’ van thermiek, maar eindigt met een noodlanding bij de Dode Zee. Die noopt hem tot een wandeltocht door zoutvlaktes in nachtelijke kou en dagelijkse hitte die hij nauwelijks overleeft.

Een passage over het euforische deel: “Terwijl mijn zweefvliegtuig, schijnbaar zo langzaam, verder naar het oosten zweefde, kwam het grote, blauwe en ronde oog van het meer van Tiberias in zicht, diep in de Jordaanvallei, bijna tweehonderd meter lager dan de Middellandse Zee. Daar beneden brandde de zon nog heter en de cirkel van bergruggen hield de wind buiten, dus was ik er zeker van dat ik daar ook enkele ‘schoorstenen’ zou aantreffen die tot mijn hoogte reikten. Met deze zekerheid stak ik de Jordaanvallei over naar de bergkam van het hoge plateau van Transjordanië. De hete lucht van de vallei, hoe droog en verlaten ook, moest opstijgen en de wind die tegen de hoge rand van Transjordanië waaide, twaalfhonderd meter boven de Jordaan, moest ook mij meer lift geven. Deze bergrand strekte zich honderden kilometers uit tot aan de Rode Zee, de Golf van Akaba en zelfs tot in Saoedi-Arabië. Daarlangs vormde zich een fijne lijn van gevederde wolken die me duidelijk aangaven waar ik moest vliegen. Soms cirkelde ik een beetje rond om in een van de zijdalen te kijken of wat dan ook mijn interesse wekte.”

Bijna dood
Helaas, de thermiek wordt minder, de zon gaat zakken en Edgar moet naar beneden. Het lukt hem niet een plek dichtbij de bewoonde wereld te vinden. Na de landing besluit hij naar de plaats Ras Zuweira te wandelen. Maar de barre omstandigheden maken dat steeds moeilijker. Een citaat: “Ik gaf het op. Ik bleef waar ik was en bewoog niet meer totdat de zon opkwam. Wat kon ik anders doen? Ik was al halfdood van de dorst, ik kon niet meer lopen, geen stap meer zetten en de laatste mogelijkheid een beetje schaduw op te zoeken was letterlijk in rook opgegaan. Ik kon niets meer doen. Ik was veroordeeld om door de zon ter dood te worden geroosterd. Dit was het einde.” Maar het einde was dit niet, hij wordt gevonden. En Edgar ontsnapt nog verscheidene malen vaker aan de dood. Na zijn redding gaat hij terug naar Engeland om daar weer te werken als piloot en vliegtuigmonteur. Een vermeende spionageaffaire noopt hem echter in 1938 Engeland per veerboot te verlaten en hij komt in Nederland terecht. Daar gaat hij werken als piloot en monteur bij de Nationale Luchtvaart School op vliegveld Ypenburg bij Den Haag. Na de inval van de Duitsers in mei 1940 probeert hij via IJmuiden naar Engeland te vluchten, maar dat lukt hem niet.

Onderduik
Hij raakt betrokken bij een poging een in de meidagen beschadigde en verstopte Fokker te repareren en ermee weg te vliegen, maar wordt gepakt. Dan volgt opsluiting in het beruchte Oranjehotel in Scheveningen. Uit de beschrijving hoe hij hieruit ontsnapt met inzet van veel technisch vernuft zou ik ook weer veel mooie citaten kunnen halen. 

Na nog enkele maanden op verschillende adressen in Amsterdam gewoond te hebben, volgt onderduik in het huis Van Reeslaan 11 te Blaricum, bij ‘tante’ Aafje Alblas, gevolgd door onderduik in het huis Bijenstand 1 in Laren bij Annie Bartels, met de beruchte inval op 16 februari 1944. Edgar verbleef daar samen met Ella Schöndorff-Meijer, haar man Kurt Schöndorff en het echtpaar Walter en Sophia Kattenburg. Bij de inval wist Ella te ontsnappen, maar werden de anderen opgepakt en later vermoord in Auschwitz, behalve Edgar. Hij overleefde verschillende kampen en een lange, gevaarlijke tocht terug door Duitsland, Polen en Rusland. Het zoontje van Ella en Kurt, Rolf, was al elders ondergebracht. Ook hij overleefde de oorlog.

Moord op A.M de Jong
Onderduikers leefden in voortdurende angst op ontdekking. Een beschrijving hiervan geeft Edgar als ze ’s nachts in Blaricum voetstappen in het grind horen. Die blijken echter afkomstig te zijn van het huis van de overbuurman, de schrijver A.M. de Jong, die socialistische sympathieën had. De Jong wordt vermoord in de deuropening van zijn huis. De onderduikers horen de schoten. Citaat: “Toen klonk de kreet, de doordringende kreet van een gewond dier, de kreet van een vrouw die zich over het dode lichaam van haar geliefde wierp, een kreet waar geen einde aan kwam, die onze harten tot stenen bevroor, die het bloed in de aderen deed stollen, de kreet van de gemartelde wereld van 1943, de stem van een tot slaaf gemaakt en stemloos volk uit de mond van die vrouw die huilde boven het lichaam van haar vermoorde man.”

Concentratiekampen
Plaatsnamen als Westerbork, Theresienstadt, Auschwitz, Auschwitz-Birkenau, Gleiwitz en Blechhammer zijn van die namen die ieder jaar typisch horen bij de dagen rond 4 en 5 mei, waar je verder niet altijd meer bij stil staat. Het boek van Steven levert sterke en indringende beelden op van wat deze namen echt betekend hebben, vooral te danken aan de goed verwoorde waarnemingen van Edgar over elk van deze kampen en de verplaatsingen van het ene naar het andere kamp.

Ontsnapt aan de Russen
Verhalen apart zijn nog hoe hij, nadat de Russen in Blechhammer aankwamen, als een tankcommandant meetrok met het Rode Leger en later via enorme omwegen, eerst op weg naar Moermansk, dan via Moskou, in Odessa aankomt. Daar willen de Russen hem naar zijn geboortestad Breslau sturen, maar Edgar wil naar Engeland. Hij ontsnapt door zwemmend in de haven van Odessa een Engels schip te bereiken, dat hem naar Alexandrië brengt. Vanuit Port Said komt hij in Hull en vandaar in Laren, bij Ella Meijer. Samen verwekken ze een kind: Steven. Die schrijft in het laatste, korte hoofdstuk: “Samen met mijn grote broer Rolf vormden we met zijn vieren een gelukkig gezin in het prachtig gelegen, warme huis aan de Drift 27 in Laren.”

Vier vrouwen
Aan het eind van het boek geeft Steven een beschrijving van vier vrouwen die belangrijke waren voor Edgar: zijn zuster Steffi, die al voor de oorlog naar Ecuador gaat. Zijn verloofde Margot, met wie hij voor de oorlog wilde trouwen, maar met wie hij na de oorlog toch geen gezamenlijke toekomst meer ziet, zijn jeugdliefde ‘Mohrdel’ (‘Moortje’) die in 1945 in Engeland woont en als laatste Ella Meijer, met wie hij verder gaat. Margot trouwt met de man die haar opving in New York, Max Waltuch.

Waar gebeurd?
Steven werpt ook de vraag op of alle verhalen van Edgar, soms met beschrijvingen van afgrijselijke wreedheden, wel waar zijn. Zijn conclusie is, aan de hand van diverse getuigenverklaringen, dat zijn vader, ook al was hij dol op verhalen vertellen, de waarheid sprak, eventueel met uitzondering van enkele minieme verfraaiingen.

De zorgvuldigheid waarmee dit rijke boek gemaakt is, wordt ook gekenmerkt door de meegeleverde boekenlegger met aan de ene kant een foto van ‘tante’ Aafje Alblas en aan de andere kant Annie Bartels. Een mooi eerbetoon aan deze moedige mensen.

‘Edgars oorlog’ is een absolute aanrader voor iedereen die geïnteresseerd is in de Tweede Wereldoorlog en wat oorlog met mensen kan doen.

Het boek is rechtstreeks te bestellen voor € 40,00 (€ 35,00 boek + € 5,00 deelname aan verpakkings- en verzendkosten) per overschrijving naar E.S.W. Weinberg, NL39 INGB 0002 1372 95, onder vermelding van naam en adres, alsmede ‘Edgar’. 

*) We publiceerden artikelen over Edgar Weinberg, Ella Meijer, Steven Weinberg en andere betrokkenen in de volgende nummers van het Kwartaalbericht: 115 (2011-1), 116 (2011-2), 140 (2017-2, het nummer met de schuilhokken), 144 (2018-2, naar aanleiding van het boek ‘De Merken’ van Steven), 157 (2021-3, bespreking boek ‘Een badkuip aan De Drift’), 160 (2022-2, bespreking boek ‘Het bestek van de Naarderstraat’), 170 (2024-4, Legging Stolpersteine Bijenstand 1) en 172 (2025-2, Tekeningen schuilhokken niet van Bijenstand 1). Deze artikelen zijn te vinden op onze website.

Op de website www.herinneringsbomenlaren.nl zijn onder ‘Onderduikers’ – ‘Bijenstand 1’ lezingen te vinden die gehouden zijn bij de legging van de struikelstenen.