De Tweede Wereldoorlog op en rond het Schoutenbosje (vervolg)

De Tweede Wereldoorlog op en rond het Schoutenbosje (vervolg)

Mijn artikel in het vorige Kwartaalbericht heeft heel wat reacties opgeroepen. De ondertitel ervan was ‘Herinneringen van een toen vierjarige’. Die herinneringen berusten deels op verhalen die ik al tijdens de oorlog, maar vooral erna hoorde over wat er toen in mijn onmiddellijke omgeving is gebeurd.

Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 161 [2022-3]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 9,50 per stuk in de Lindenhoeve en bij Bruna te koop, zolang de voorraad strekt.

Tekst: Herman ten Kroode

Tot ongeveer 1960 ging het op verjaardagen en andere familiebijeenkomsten veelvuldig over wat men in de Tweede Wereldoorlog had meegemaakt. Als kind vond ik die verhalen heel spannend, ze werden ook telkens opnieuw opgedist. Ze hebben daarom een vaste plek in mijn geheugen gekregen. Tijdens het schrijven van het artikel was ik me ervan bewust dat er af en toe vraagtekens bij gezet kunnen worden, omdat herinneringen nogal eens vertekend kunnen raken. En wat blijkt? Een aantal lezers heeft gereageerd met aanvullingen en verbeteringen op hetgeen ik heb opgeschreven. Opvallend was dat het bij die reacties vooral ging over mensen van Joodse komaf, die in die tijd bij ons in huis hebben gewoond. 

HET ECHTPAAR GEISSENBERGER UIT BERLIJN

Aaldrik Hermans, die wetenschappelijk onderzoek doet naar de overlevingskansen van Joodse onderduikers in Laren en wat er gebeurd is met de Joodse families die er aan het begin van de oorlog woonden, wees mij erop dat Fritz Geissenberger (1895) al in 1932 naar Nederland was gekomen en zich in Venlo had gevestigd. Aanvankelijk was dat om economische redenen, want als elektrotechnisch ingenieur was hij commercieel werkzaam bij een dochteronderneming van Philips. Zijn vrouw Therese Blümlein (1906) vervoegde zich bij haar man nadat Hitler in 1933 aan de macht was gekomen en de vervolging van de Joden in Duitsland was begonnen. Van haar kan gezegd worden dat zij gevlucht is voor de nazi’s. In de loop van 1940 zijn ze in Laren terechtgekomen en hebben eerst een kamer betrokken in hotel Hamdorff. Kort daarna zijn ze naar mijn ouders op Schoutenbosje 6 verhuisd en hebben zich op dat adres per 28 januari 1941 bij de gemeente officieel laten inschrijven. Belangrijk is te bedenken dat het plaatselijke bevolkingsregister altijd de religieuze achtergrond noteerde. Bij hun inschrijving is er ongetwijfeld Isr. (=Joods) gezet. Omdat ze ongeveer een jaar bij ons in huis hebben gewoond, zullen ze eind 1941 of begin 1942 zijn vertrokken en niet – zoals ik schreef – met de laatst mogelijke bootreis eerst naar Engeland en daarna naar New York. Het blijkt dat ze de hele verdere oorlog in Nederland ondergedoken zijn geweest en na de oorlog nog in De Bilt en Amsterdam hebben gewoond. Pas op 21 mei 1947 zijn met de SS Veendam naar New York vertrokken. Twee jaar later woonden ze in Los Angeles. Ik schreef dat ze schilderijenrestaurateurs waren en in de beroemdste musea van Berlijn en New York werkzaam zijn geweest. Maar, dat was niet zo. Waarschijnlijk hebben ze, nadat ze van het Schoutenbosje waren vertrokken, vanwege de angst opgepakt te worden en dan eerst naar Westerbork en daarna verder oostwaarts gestuurd te worden hun achtergrond en verhuizingen in een mist verhuld. Van vernietigingskampen konden zij toen geen weet hebben gehad, hooguit een vermoeden.

FAMILIE BIRNBAUM UIT BERLIJN

Ik schreef dat Birnbaum in Berlijn – zo had ik in de verhalen gehoord – de apotheker van de Geissenbergers was en dat zij zo elkaar kenden en het adres Schoutenbosje 6 aan elkaar hadden doorgegeven. Dat lijkt nauwelijks aanneembaar, omdat laatstgenoemden al een decennium in Nederland woonden.

ERICH EN GERA LION-VAN AKKEREN

Een paar dagen voor het uitkomen van mijn artikel in het vorige Kwartaalbericht ontving ik een brief van Inge Tamminga uit Zaltbommel, die voor Marko en Dennis Lion, kleinzonen van Erich en Gera, onderzoek doet naar hun familiegeschiedenis. Zelf waren zij daar al met hun vader Otto mee begonnen, maar hadden dat laten liggen na diens vrij plotselinge overlijden in 2014. 

Mijn ouders moesten eind 1944 van de Duitse overheid in Laren Erich in huis nemen. Inge Tamminga had in archieven iets heel bijzonders over hem gevonden, namelijk dat Erich via zijn grootvader van Joodse origine is. In nazitermen stond hij daarom als tweedegraads Mischling te boek. Toch hebben de nazi’s hem officier gemaakt, maar dan wel in een administratieve functie. 

In het artikel schreef ik dat Erich al jaren bij Siemens in Den Haag werkte, maar dat was niet hij, maar zijn zwager. Over Gera dat zij een dochter was van de burgemeester van een plaats rond Eindhoven. Dat is ook niet zo, want haar vader was als hoge ambtenaar van de gemeente Eindhoven verantwoordelijk voor het bouw- en woningtoezicht aldaar, een belangrijke functie, want in het interbellum is het merendeel van de grote Philipsfabrieken gebouwd. Ik schreef ook dat Gera de zwangere vriendin van Erich was, maar toen zij bij ons in huis kwamen waren ze getrouwd. Erich en Gera hadden elkaar in 1937 in Utrecht leren kennen; zij werkte toen als secretaresse bij de V.P.R.O. (nog met puntjes dus). 

Tegen het einde van de oorlog is Erich gedeserteerd, want hij moest zich in Duitsland melden, waarschijnlijk om bij gevechtshandelingen te worden ingezet. Hij is toen met zijn hoogzwangere Gera en geholpen door het Nederlandse verzet op een woonboot in Weesp ondergedoken. Toen hij na de bevrijding weer ‘boven water’ kwam, was hij als voormalig Duitse officier natuurlijk verdacht. In Laren zijn meteen verscheidene ontlastende verklaringen over hem afgegeven, waaronder een heel nadrukkelijke van mijn vader. En die verklaringen hebben hem geholpen, want spoedig is hij van vervolging ontslagen. Hij is niet zoals ik schreef, begin jaren vijftig maar in 1979 overleden. Gera en mijn moeder zijn na de oorlog hun verdere leven met elkaar bevriend gebleven.