De Leemkuil 11 Laren: een razzia

De Leemkuil 11 Laren: een razzia

Een vredig, wat verscholen straatje is het. En als de kinderen van de school die er staat binnen zijn of er is geen school, dan heerst er een weldadige rust. Niets wijst erop dat zich hier, op De Leemkuil, een drama heeft afgespeeld. Geen plaquette, geen Stolpersteine, geen enkele verwijzing hier, naar die nacht in juli 1943. 

Hoofdfoto: Kranslegging bij het ‘Monument voor de gevallenen’ op 4 mei 1950. Op het monument staan geen namen.

Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 156 [2021-2]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen dit kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.

Tekst: Ron van den Berg*

‘Deportatiebriefje’: het onderwerp van de mail die ik via de Historische Kring Blaricum ontvang, laat niets te raden over. Als bijlage is een ‘Nachtrapport van 13/14 Juli 1943’ meegestuurd. 

De Larense politie
Het is opgemaakt door de zeer ervaren, ‘altijd goed gehumeurde en behulpzame politieman’ A.J. Hordijk van de Oude Kerkweg in Laren. Zelf is die – als ik het goed lees – niet bij de actie aanwezig geweest. De arrestanten zullen naar het bureau zijn gebracht, Hordijk heeft alles genoteerd en er zijn handtekening onder gezet. Daarna brengt hij de arrestanten naar Amsterdam over, samen met zijn collega, agent 1e klasse E.J. Geurts. Diezelfde Geurts trouwens die, zo lees ik in De BEL van 22 april 1947, tot twee keer toe een Joodse onderduikster over wie een verrader hem getipt had, waarschuwde voor een op handen zijnde huiszoeking. Hordijk nam in 1948 na 25 jaar afscheid van de Larense politie; Geurts schopte het tot adjudant en ging in 1963 na 35 jaar met pensioen. 

De ‘assistenten’
De razzia zelf werd ‘gehouden door de Sicherheitspolitie uit Amsterdam, met assistentie van Nijland en Rienks’.

Albert Nijland, agent voor de Duc George sigarenfabriek, W.A.-hopman van het vendel Laren Blaricum, berucht in deze omgeving, een ‘vampyr tegen Joodse landgenoten’. In die tijd wonend op de Matthijssen­houtweg 27 in Blaricum was Nijland een achterbuurman van de schrijver A.M. de Jong die op de Prof. Van Reeslaan 12 woonde. Indirect was hij bij de moord op De Jong betrokken: twee dagen na een mislukte aanslag op Nijland door het Blaricums verzet, werd de schrijver in z’n huis geliquideerd. 

Piet H.J. Rienks, een acteur die al begin jaren dertig lid van de NSB werd, mede daardoor niet meer aan de bak kwam en met zijn vrouw, Ceesje Speenhoff – dochter van de legendarische Koos Speenhoff die zich al vroeg van hun politieke opvattingen distantieerde en leverde bijdragen voor het beruchte oorlogscabaret ‘Paulus de Ruiter’. Met Ceesje trad Piet Rienks voorts op als ‘Juffrouw Klessebes en Buurman Keuvel’ in een populair wekelijks radioprogramma van de NSB.

Zowel Nijland als Rienks werden na de oorlog berecht en veroordeeld tot 23 respectievelijk 8 jaar gevangenisstraf. Niet (alleen) voor deze razzia, trouwens.

Handelsblad 3 juni 1940.

De arrestanten
Vijf mensen worden er opgepakt, in die wat kille zomernacht van 1943: vier in ‘de woning van Mevr Hoeksema aan den Leemkuil 11’, ‘twee Joden en een Jodin’. Dat moeten dus de twee mannen zijn die op het deportatiebriefje genoemd worden, samen met een van de twee vrouwen. De andere vrouw wordt uit het ‘Witte Huis’ gehaald. De locatie van dat ‘Witte Huis’ is niet duidelijk. Gezien de gebruikte hoofdletters stond er een huis met die naam maar verder dan een pension aan Neuhuijsweg 1 ben ik niet gekomen. En daar zal het niet geweest zijn. De Paviljoenweg dan?

De razzia aan De Leemkuil 11, waar I. Hoeksema half december 1939 vanuit Beijemansweg 20 naar toe was verhuisd, leverde vijf arrestanten op. Hoewel met de spelling van hun namen het nodige mis is, valt toch wel te achterhalen wie dat precies waren: Jantje Geertruida (Jenny) Wolf-Levit, geboren in Amsterdam op 23 april 1916, oudste dochter van Philip Levit (Groningen 1886), directeur van N.V. (Regen-)Kleedingindustrie Levit & Co., gevestigd in Amsterdam aan Hemonylaan 26. Jenny Levit stond daar tot 1940 ingeschreven, samen met haar ouders, broer en zus en met Emile Wolf. 

Vlak voor de Duitse inval, per 1 mei 1940, verhuisde het gezin Levit naar Zandvoort. Daar werd, in hun nieuwe huis, een maand later de receptie gegeven ter gelegenheid van het huwelijk van Jenny en Emile. Het nieuwbakken echtpaar ging aan de Den Texstraat 34 in Amsterdam wonen. Daar werd op 13 maart 1942 hun zoon geboren. 

Tien dagen nadat ze in Laren is opgepakt, op 23 juli 1943, wordt Jantje Geertruida Wolf-Levit in Sobibor vermoord. 

Emile Wolf, geboren in Amsterdam op 5-7-1916 als zoon van Matthys Wolf, kok, (Den Haag 1880- Auschwitz 1942) en Roosje Nerden (1893-1960), was dus getrouwd met Jenny Levit. Emile zou als journalist bij De Telegraaf aan het begin van de Duitse bezetting zijn ontslagen: Joods. Waarna hij, in ieder geval op het papier van het Amsterdams Bevolkingsregister, vertegenwoordiger werd bij een confectiefabriek. In de zaak bij schoonpapa? Ook Emile Wolf werd op 23-7-1943 in Sobibor omgebracht. 

Het lijkt geen onlogische gedachte dat Jenny en Emile Wolf-Levit samen ondergedoken zaten, op hetzelfde adres: De Leemkuil 11. In het ‘Witte Huis’ moet dan de andere onderduikster hebben gezeten: 

Sara Levit-Bargeboer, (schoon-)moeder van het echtpaar. Sara Bargeboer werd op 3-11-1890 in Winschoten geboren als dochter van een slager en een ‘vleeshouwersche’. Uit haar huwelijk met Philip Levit had ze, behalve Jenny, nog twee kinderen: Jack (1918) en Charlotte Helena (1925). Vanuit Zandvoort was ze met het gezin weer naar Amsterdam teruggegaan waar ze in de eerste oorlogsjaren in de Valeriusstraat (128) woonden. Daarvandaan moet ze, met oudste dochter en schoonzoon, naar Laren zijn gevlucht waar ze verraden werd. 

Sara Levit-Bargeboer werd, gelijk haar dochter en schoonzoon, via Amsterdam naar Sobibor gedeporteerd om daar, ook weer op 23-7-1943, te worden vermoord. Of ze ervan op de hoogte was weet ik niet maar haar zoon Jack (op 30-4-1943) en haar man Philip (21-5-1943) hadden enkele maanden eerder hetzelfde gruwelijke lot ondergaan. En op 24-9-1943 ten slotte, kwam in Auschwitz een eind aan het leven van haar jongste dochter, Charlotte Helena, 18 jaar oud. 

Bernhard Rosenbaum is de vierde van de Joodse arrestanten. Geboren in 1886 in Peckelsheim (Dld) belandt hij, koopman, in 1938 met vrouw Erna Loeb (Hermine Erna Alice; Straatsburg 1886) en zoon Paul (Bonn 1915) vanuit Keulen op de Cliostraat in Amsterdam. Na korte tijd gaan ze aan de Milletstraat 58 wonen waar een Stolperstein nu herinnert aan Auguste (Weismann-)Loeb die er in dezelfde tijd woonde. Of er een familierelatie bestond, weet ik helaas niet. 

Mogelijk was het gezin Rosenbaum-Loeb, zoals veel Duitse Joden, voor de nazi’s naar ons land gevlucht. Twee jaar na hun aankomst hier overlijdt Erna. Als zoon Paul aan het begin van de oorlog trouwt, blijft Bernhard Rosenbaum alleen achter. Ook in ons land blijkt hij niet veilig voor de nazi’s. Hij duikt onder in Laren. Met het bekende gevolg: verraden en op 23 juli 1943 in Sobibor vermoord. Zijn zoon overleeft de oorlog wél. 

Ietske Hoeksema is de laatste arrestant. Zij wordt als ‘verhuurster’ aangemerkt. Dat ze in het pand woonde is duidelijk, maar ik vermoed dat zij eerder huurster was – en mogelijk onderhuurders had – van het blijkens deze advertentie uit november 1939 best forse landhuis op De Leemkuil 11 dat voldoende ruimte biedt voor enkele onderduikers. Al was het maar op de kleine vliering (zonder vaste trap) direct onder het dak.

Ietske, op 23-2-1894 geboren in Groningen in het eenvoudige arbeidersgezin van Sietse en Jacobtje Hoeksema-Scheerstra, is achttien als ze zich in Amsterdam inschrijft. Ze is er enige tijd dienstbode, onder meer aan de Herengracht. Een paar jaar later, in 1916, volgt ze een interne opleiding in het Wilhelminahuis, ‘opgericht om beschaafde jonge vrouwen die den leeftijd van 18 jaren bereikt hebben, een proeftijd te doen doormaken, waarna zij, voldaan hebbende aan de eischen welke de inrichting haar stelt, geplaatst worden in een der krankzinnigen-inrichtingen’ als verpleegster. Ze slaagt en gaat aan het werk in psychiatrische inrichting Oud Rozenburg in Loosduinen. Na een verblijf in Utrecht en in Rotterdam waar ze particulier verpleegster is, komt ze in Amsterdam terug. In 1926 bevalt ze er van een zoon en in 1928 van een dochter. Vader is de tekenaar/bloemist Hermanus Jan Schuurman met wie ze niet trouwt, maar die de kinderen, Vera en Thijl, erkent. Die laatste, Thijl Schuurman, was in Laren onder meer bekend als leider bij Scoutinggroep ’t Raboes. Hij overleed in 1999 in Blaricum. 

Met haar beide kinderen maar zonder hun vader woont Ietske in de jaren na hun geboorte in de Reinier Claeszenstraat 80 en later in de Cornelis Trooststraat 28 in Amsterdam. Eind 1929 vertrekt ze naar Blaricum om bij Hoog Laren te gaan werken. Na Blaricum is Laren haar nieuwe woonplaats. Met Schuurman en de kinderen woont ze een tijdje op Ericaweg 7. Dan vertrekt hij naar Amsterdam. Zij blijft in Laren, maar verhuist met enige regelmaat om uiteindelijk in december 1939 De Leemkuil 11 te betrekken. Bij de razzia van 1943 wordt ook zij naar Amsterdam overgebracht, maar het lot van de andere vier arrestanten wordt haar als niet-Joodse bespaard. Niet uit te sluiten valt dat zij enkele dagen is vastgehouden, misschien zelfs korte tijd in Vught of Amersfoort gedetineerd is geweest maar dat is gissen; ik weet het gewoon niet. Wat ik wel weet is dat ze naar De Leemkuil terugkeerde. In 1948 staat ze voor het laatst onder Laren in de telefoongids: Hoeksema, Z.I. In de gids van 1941 staat het nog voluit zodat we weten dat die ‘Z’ staat voor Zuster, haar beroep. Het moet eind jaren veertig zijn geweest dat ze uit Laren vertrok. Ze overleed, 70 jaar oud, op 31 juli 1964, in Gorinchem. 

De kinderen
Vijf mensen werden door de Larense politiemannen Hordijk en Geurts naar Amsterdam gebracht. Dat roept de vraag op naar wat er met de kinderen is gebeurd. Want op De Leemkuil stonden behalve Ietske Hoeksema ook haar twee kinderen, Vera en Thijl Schuurman, ingeschreven. De Sicherheitspolizei ontzag zich niet om bij een razzia alle bewoners van een pand op te pakken, hoe jong of oud ook. Dat betekent waarschijnlijk dat Ietskes kinderen – 14 en 16 – niet aanwezig waren en aan arrestatie ontkwamen. Voor zover mij bekend gingen beiden na de oorlog in Australië wonen. Zeker is dat Thijl naar ons land terugkwam. Waarschijnlijk woonde hij enige tijd in Laren, waar in de eerste naoorlogse jaren ook Ietske nog was.

Zoals al even vermeld was Jenny Wolf-Levit in 1942 bevallen van een zoontje dat ten tijde van de razzia 16 maanden oud was. Hij verbleef die nacht kennelijk niet bij zijn ouders. Onderduiken met een baby van die leeftijd bracht risico’s met zich mee. Het is niet meer dan een suggestie, maar mogelijk wilde het echtpaar Wolf Ietske Hoeksema, mede-onderduiker Rosenbaum, zichzelf en bovenal hun kleine mannetje niet in gevaar brengen en vertrouwden ze hem, in de verwachting dat dat tijdelijk zou zijn, toe aan de zorgen van een echtpaar dat het kon doen voorkomen alsof het hun eigen, niet-Joods zoontje was dat dan geen gevaar liep en min of meer normaal zou kunnen opgroeien. Hoe het ook zij, een kinderloos echtpaar uit Blaricum nam hem op. Toen duidelijk was dat zijn ouders niet zouden terugkeren, dat het jongetje oorlogswees was geworden, adopteerde het stel hem waardoor hij ook hun achternaam kreeg. 

Hij is getrouwd, kreeg twee kinderen en woont tegenwoordig in het buitenland. 

Herdacht?
Het is al met al een somber stemmende, pijnlijke geschiedenis. Of de weggevoerde en vermoorde Joodse medeburgers uit het bovenstaand nachtrapport op een of andere manier in Laren worden herdacht, op die vraag moet ik het antwoord schuldig blijven. Zeker is wel dat op het overzicht van de 15 militairen en 53 burgers uit het dorp die in 1940-1945 door oorlogsgeweld omkwamen en voor wie de Larense burgerij aan de Brink het ‘Monument voor de gevallenen’ oprichtte, deze namen niet voorkomen:

Jantje Geertruida Wolf-Levit
Emile Wolf
Sara Levit-Bargeboer
Bernhard Rosenbaum

Bronnen: Streekarchief Gooi en Vechtstreek Hilversum, Stadsarchief Amsterdam, Delpher, Gemeente Laren, https://www.wiewaswie.nl/nl/zoeken, https://www.joodsmonument.nl en http://www.humanitarisme.nl/personen

Noten

  1. De BEL 10-9-1948 bij het afscheid van Hordijk die dan 25 jaar bij de Larense politie heeft gewerkt.
  2. Nieuwe Leidsche Courant 28-9-1948.
  3. De Gooi- en Eemlander 17-1-1949. 
  4. Volgens de woningkaarten van de Gemeente Laren was mevr. I. Hoeksema in 1939 verhuisd naar De Leemkuil 1, niet naar 11. Echter, achter haar naam op de woningkaart van nr. 1 lees ik: ‘abs. Zie De Leemkuil 11’. Een correctie dus. Achter de naam van haar kinderen staat net zoiets ‘abusief zie 11’. 
  5. Zie: https://www.joodsmonument.nl/ 
  6. Leeuwarder Courant, 20-6-1901.
  7. Schuurman trouwt in 1940 met Emily Alicia van Bilderbeek met wie hij dan ook al twee door hem erkende kinderen heeft.

*) Ron van den Berg uit Monnickendam is medewerker van DEELgenoot, het blad van de Historische Kring Blaricum (HKB). Desgevraagd liet hij weten dat de mail die hij via de HKB ontving indirect afkomstig is van een van de kinderen van het geadopteerde jongetje. Deze persoon wil anoniem blijven.
Het nachtrapport maakt deel uit van de ‘Aanvulling op het archief korps politie gemeente Laren’. Van den Berg heeft dat bij het Streekarchief in Hilversum mogen inzien. In overleg met het Streekarchief meldt hij dat het hem in verband met de huidige Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) geen scan heeft verstrekt. Het nachtrapport is op de website Joods Monument o.a. hier te vinden: https://www.joods­monument.nl/nl/page/171692/emile-wolf.