David Schulman (1881-1966) vertelt over vroeger (deel 1)
Al bladerend in de plakboeken van wijlen Gerard Koekkoek kwam ik onderstaand knipsel tegen. Jammer genoeg wordt er niet vermeld in welke courant het werd gepubliceerd, maar men kan gevoegelijk aannemen dat het de Gooi- en Eemlander geweest moet zijn. De ouderen onder ons kunnen zich het artikel waarschijnlijk nog wel herinneren, maar voor de jongere lezers is het wel leuk om te lezen hoe een natuurtalent als David Schulman, door een kop koffie in de kroeg bij Hamdorff, i.p.v. verkoper in de verfwinkel van zijn vader, kunstschilder werd.
Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 105 [2008-3]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.
(Uit de nalatenschap van Gerard Koekkoek)
Omdat David Schulman een vriend was van mijn vader, Jan de Valk, en ik vele verhalen over hun kwajongensstreken van hem heb gehoord, vond ik het leuk onderstaande verhalen van David zelf, nogmaals te publiceren. 1966 – Aan de bekende ronde tafel in Jan Hamdorffs oude kroeg ontstond het idee om onderstaande herinneringen op te schrijven. Tegen twaalf uur in de morgen kwamen zoals vanouds enkele schilders, schakers en andere mensen hun kopje koffie halen. Zo was het ook op een ochtend, dat burgemeester Van Nispen met een brief uit Amerika binnenkwam gericht aan het hoofd van de gemeente Laren door een Amerikaanse schilder, die zo’n 45 jaar geleden met zijn vrouw een paar zomers in Laren had doorgebracht en nu informeerde hoe Laren de oorlog was doorgekomen. Voorts werd enige informatie gevraagd omtrent enkele inwoners, die zij goed gekend hadden. Zij informeerden ook of David Schulman er door gekomen was. “Zo kwamen de heer Van Nispen en ik aan het praten over die tijd en ik vertelde hem het een en ander over Laren omstreeks 1900 en wat ik al vanaf 1895 in het dorp had meegemaakt: Burgemeester Van Nispen heeft er bij mij op aangedrongen, die dingen eens op te schrijven. Ik moest het hem beloven …….. “. Zo begint David Schulman zijn historische schets van ‘t oude dorp waarin Jan Hamdorff en de kunstenaars hoofdrollen spelen. In deze herinnering vertelt de heer Schulman, die binnenkort zijn 85e verjaardag gaat herdenken, hoe hij tot het schilderen kwam. Wij laten hem zelf aan het woord om de soms ontroerende authenticiteit van dit verslag geen geweld aan te doen:
“De winter 1903-1904 bracht ons veel sneeuw en dit heeft er misschien aan bijgedragen dat mijn loopbaan, spoediger dan ik zelf verwacht zou hebben, een andere wending nam. Ik was nog steeds verfhandelaar, die erbij schilderde. Die winter heeft mij Laren in de sneeuw doen zien, zo geweldig mooi, dat ik er dagelijks studie van maakte en het in al zijn toonaarden bestudeerde. Van een van de studies, winter tegen de avond, achter het huis waar ik woonde, de boerderijen van Meeuwis van der Schaal en Marretje Majoor tegen de iepen, maakte ik een meer doorwerkt schilderij en dit doek werd de oorzaak dat ik uit de verfhandel ging en voorgoed ging schilderen.
ARTI-LID
In de pijpenla van Lammert van Aken ontstond dit doek en op aanraden van mijn vrienden, de Court Onderwater, Van der Tonge, Frans Langeveld, Jaap Dooijewaard en Manus van der Ven moest ik dit exposeren op Arti in Amsterdam. Zij zouden mij als lid voordragen. Ik kon dan omdat ik nog verfhandelaar was, alleen kunstlievend lid worden en verzoeken mee te mogen inzenden en zo werd ik dan “Kunstlievend lid”. De dag van inzending kwam. Als ieder ander die naar een belangrijke tentoonstelling als van Arti etAmicitiae inzendt, in duizend angsten of mijn schilderij door de jury geaccepteerd zou worden.
De termijn dat de “weigeringsbriefjes” verzonden werden was voorbij en ik had tot mijn vreugde niets ontvangen, dus was het geaccepteerd. Dan komen de volgende spannende dagen en denk je dag en nacht waar zal mijn schilderij hangen, in welke uithoek zal hij terecht komen? Tot eindelijk de zaterdagmorgen vóór de opening “de vernissage” komt en wij gezamenlijk naar Amsterdam trokken en vol angsten de zalen van Arti binnengingen. Eerst de kleine zalen in, maar ik vond mijn schilderij niet, toen ‘t laatst, de grote wat ze toen noemden, de Erezaal in en jawel, in het midden van de lange wand rechts, prachtig, met boven mijn schilderij een portret door Jan Veth, ze hingen toen twee, soms drie hoog in Arti.
PIJNLIJK
Het was te mooi om waar te zijn! Het was me niet mogelijk om in de zaal te blijven. Ik kreeg veel complimentjes van Amsterdamse schilders, maar vond het erg pijnlijk dat ik er cliënten (ik was immers nog verfhandelaar) ontmoette, die erg uit hun humeur waren omdat ze slecht hingen. Ik heb er veel succes gehad met dat eerste geëxposeerde sneeuwschilderij. Des avonds hoorde ik dat het schilderij al verkocht was ook. De schilder Evert Pieters had het voor zijn verzameling aangekocht. Er werd toen bij mij op aangedrongen om de verfwinkel vaarwel te zeggen en te gaan schilderen. Wat ik dan ook gedaan heb en in ‘t voorjaar 1904 was ik vrij man.
IN DE VLASSCHUUR
Van Jan Hamdorff kon ik een van de ateliers van de Vlasschuur huren (nadat Neuhuys de Vlasschuur had verlaten zijn er twee ateliers van gemaakt). Frans Langeveld was mijn buurman en de brave Gerrie van Giet verzorgde onze ateliers. De eerste vrije zomer, wat een gevoel om alleen voor tekenen en schilderen te leven. Wat een buitenstudies heb ik toen gemaakt. Het was een prachtige zomer en ik begon ‘s morgens heel vroeg. Ik maakte een schilderijtje achter op het Zevenend in een vroege ochtendstemming. Tussen 5 en 6 studies maken en observeren en dan op het atelier aan het schilderij werken. Ik heb er lang op gezwoegd en verkocht het tegen het najaar aan een kunstkoper uit Amsterdam. Hij zou me het geld zenden. Dagenlang heb ik drie keer per dag de post afgewacht tot na een paar weken de duiten kwamen. Wat was dat een gelukkige tijd.