Bert Brugman’s Marionettentheater
Het marionettenspel had zich in de Middeleeuwen in Italië ontwikkeld in de kerk. Beeldjes uit de kerststal werden beweegbaar gemaakt en daarmee werden er dan kerstspelen opgevoerd. Het woord ‘marionet’ betekent dan ook “maria’tje”.
Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 121 [2012-3]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.
Mary van der Schaal
Bij het Concilie van Trente in de 16e eeuw werd het poppenspel uit de kerk verbannen. In Nederland was de populariteit van het marionettenspel vrijwel uit het beeld verdwenen terwijl in het buitenland het poppenspel nog steeds in de belangstelling stond.
Dat wil ik ook, dacht Bert Brugman (1923) nadat hij een optreden had gezien van de Duitse poppenspeler Paul Brann in de Doelen in Rotterdam. Hij besloot een theaterzaaltje te creëren in een geschikte ruimte van het notariskantoor van zijn vader aan de Keizersgracht in Amsterdam.
Het eerste stuk dat Bert in zijn “theater” opvoerde was ‘Mesroer en de Grappenmakers’, bijgewoond door zijn ouders en verdere familie, kennissen en vrienden. Zo’n 50 mensen hadden er plaats. Het ‘Bert Brugman’s Marionetten theater’ was geboren. Omdat Bert via een comité van aanbeveling en recensies in kranten een steeds grotere groep belangstellenden kreeg maakte hij ook nog met een reizend gezelschap overal in Nederland furore. Hij had dan ook een eigen bestelwagen, vrolijk gedecoreerd door studenten van de Amsterdamse Academie voor Beeldende Kunst. De in het Gooi bekende Eelco ten Harmsen van der Beek (o.a. tekenaar van Flipje, het fruitbaasje van Tiel) ontwierp een reclamecampagne voor Bert Brugman, waarvoor hij vele tekeningen maakte. Zangspelen en kleine Operaatjes zoals “Bastiën en Bastiënne werden door zangers, poppenspelers en orkestleden live uitgevoerd. In 1930 kreeg het theater een eigen zaaltje in de Van Breestraat in Amsterdam en werd het een beroepsgezelschap. Ook werd er steeds meer op uitnodigingen gespeeld.
De familie
De zangeres Frieda Frowein solliciteerde bij het theater. Bert en Frieda werden verliefd op elkaar en trouwden enige tijd later. Zij kregen zes zonen: Rik (1928) Joost (1930) Frans (1931) Tom (1932) Jaap (1934) en Vincent (1937). Allemaal hebben ze meegewerkt in het theater. Werden zij al wat bedreven in het maken van stemmetjes en enige techniek om de poppen te laten meebewegen dan werden zij vanzelf ingelijfd bij de poppenspelers. De familie is in 1932 van Amsterdam naar Laren verhuisd. Zij hebben o.a. gewoond op de Akkerweg, op de Engweg, het huis waar later Kees Schrikker woonde. Velthuysenlaan en later ook nog op de Torenlaan 35 in Blaricum.
Oorlogstijd
Intussen floreerde het theater. Er kwamen uitnodigingen vanuit het gehele land. Voor het vervoer van het theater en de attributen werd er gebruik gemaakt van een grote verhuiswagen. Maar toen er in de oorlog moeilijk aan benzine te komen was, moest men voor het verplaatsen van de poppen en attributen met het openbaar vervoer. De bagage moest dus verminderd worden en zij kregen het voor elkaar om alles in twee handkoffers te krijgen. Eén met twintig poppen, de tweede met toneel- benodigdheden en decors.
De poppen werden nog bewogen door middel van een kruishout. Daaraan zaten draden waarmee de bewegingen van de pop gemaakt werden. Toen het vervoer een probleem werd besloot Bert om met handpoppen te gaan werken. Het grote draadmarionettentheater maakte plaats voor een klein poppentheater en een maskerspel.
Bert raakte toen gewend aan de directe manier van spelen wat het handpoppen-spel mogelijk maakte en ontwikkelde een nieuw bewegingssysteem. Het werd een combinatie van draad-, hand- en stokpoppen. De stijl bleef echter zoals voorheen. Het lichaam van de pop is soepel. De kop zit los op het lichaam met een korte stok. Daardoor kun je hoofdbewegingen maken. Met baleinen kun je alles bewegen op een hele subtiele manier. Je kunt de schouders laten ophalen en zelfs het hart laten kloppen. Het is een techniek die maximale bewegings-mogelijkheden heeft. Op dit systeem heeft hij dan ook octrooi gekregen. Kees Schrikker, alom bekend in Laren, was een goede bekende van Bert. Hij ontwierp en beeldhouwde van hout een aantal koppen voor de marionetten, in de tijd dat Schrikker nog een leerling was aan de Academie voor Beeldende Kunst in Amsterdam. Na Kees hebben andere leden van de familie het ontwerpen van poppen en koppen overgenomen.
Met de komst van de bandrecorder werd het mogelijk grote opera’s op te gaan voeren zoals: Bastiën und Bastiënne, Paljas, Cavaleria Rosticana, Lustige Witwe, Traviata enz, teveel om allemaal op te noemen. Het publiek werd verwend met grote stemmen zoals Maria Callas, Tito Gobi, Nicolai Gedda enz. Hierdoor kreeg men behoefte aan beweegbare mondjes van de poppen. Joost heeft dat in korte tijd mogelijk gemaakt. Er hoefde toen ook niet meer perse live gezongen te worden.
Televisie
In 1948 was het marionettentheater al betrokken bij de experimentele televisie-uitzendingen die Philips vanuit Eindhoven verzorgde. Lang voordat Bussum zwart-wit televisie begon uit te zenden gaf de AVRO in maart 1950 twee weken lang als eerste op het vaste land van Europa demonstraties met kleurentelevisie waarvoor Brugmans Marionettentheater doorlopende voorstellingen gaf. Op 2 oktober 1951 debuteerde de KRO met de eerste officiële uitzending van de zwart-wit televisie. Willy van Hemert had hiervoor een satire geschreven: “Twee cameraatjes” die door het marionettentheater Brugman werd uitgevoerd.
Enige tijd later werd hem verzocht een aantal kinderprogramma’s te maken. En zo werden de avonturen bedacht van Dappere Dodo, zijn beste vriend Kees, de kapitein, oom Jaap, juffrouw Vulpen en opa Buiswater.
Het gezin Brugman maakten en bespeelde alle poppen zelf, vervaardigden hun eigen decors, en spraken tevens alle stemmen in. Iedere aflevering duurde 20 minuten en werd live uitgezonden vanuit Studio Irene in Bussum. Na vijf jaar Dodo maakte Bert weer nieuwe series zoals Tom Poes en Bruintje Beer.
Verdere voortgang theater
Op gegeven moment waren er vijf gezinnen die van het theater moesten leven. Dus dat verplichtte tot heel hard werken. De Brugmannen hebben optredens gedaan in Indonesië, Israël, Italië, Duitsland, Suriname, Zwitserland en natuurlijk in Nederland. Ook kon men met feesten en/of andere feestelijke gelegenheden het marionettentheater Brugman vragen om een optreden te verzorgen.
Overdracht van het theater
In 1964 liet Bert Brugman de uitvoeringen geheel aan zijn zoons over en zijn zoon Joost zette zijn levenswerk voort. Maar Pa Brugman kon niet stil zitten. Hij begaf zich op het moeilijke pad van zijderupsen kweken, dat voldeed toch niet en zijn belangstelling ging toen uit naar tapijt knopen, dat leek hem ook wel wat. Hij had de slag snel te pakken en toen hij zijn eerste werkstuk aan een van de directeuren van Van de Brink en Campman liet zien geloofde hij niet dat het handwerk was. Ook dat ging ter ziele en hij ging vogeltjes, kippen en eenden houden. Daarna werd het mozaïek- tegeltjes bakken, adres service, breien enz. Hij had een onuitblusbare energie! Bert en zijn vrouw Frieda bereikten beiden de leeftijd van 96 jaar. Zij liggen begraven op het RK. Kerkhof bij de Vituskerk in Blaricum
Joost
Joost trouwde in 1956 met Yvonne Witteveen en zij kregen drie kinderen. Isabelle, Mariska en Roeland. Ook hun kinderen hebben meegewerkt in het theater. Mariska heeft in 2000, net als Joost, het theater overgenomen van haar vader.
Toen ik later voor verdere gegevens bij Joost en Yvonne terecht kwam in Blaricum vertelde Joost mij het volgende: Hij wist zich nog te herinneren op de kleuterschool (vroeger bewaarschool genoemd) in Laren, bij de zusters Dominicanessen gezeten te hebben, n.l. bij zuster Aquina. Later ging hij met zijn broer naar de Aloysiusschool in Laren met de Motortram de G.T.M. (Gooische Tramweg Maatschappij) voor 10 ct. per 2 kinderen. Maar als het tweede kind in een andere wagon meereed moest er 2,5 ct. bijbetaald worden (waarschijnlijk administratiekosten)! De kinderen kregen echter een dubbeltje mee en hadden natuurlijk geen extra geld bij zich. De conducteur noteerde dat op de lat en als het bedrag begon op te lopen en er niet vlot betaald werd kwam er een brief van de Tramwegmaatschappij dat zij geld moesten zien! De broeders waar hij in de klas gezeten heeft op de Lagere School herinnerde hij zich als: broeder Barromeus, Fererius en Albricus
Mariska
In 2000 nam dochter Mariska Brugman het theater van haar vader Joost Brugman over, samen met haar man René van Tol, die zij op De Rietveldacademie had leren kennen. René speelt al sinds 1988 mee en heeft een grote artistieke inbreng, hij is bovendien beeldend kunstenaar. Toen Mariska 13 jaar was mocht zij voor de eerste keer mee op tournee naar Zwitserland. Zij vertelde: “we speelden de opera Don Giovanni van Mozart. Ik mocht kleine rolletjes doen. Ik vond het ‘t einde. Ik zag opeens hoe geniaal het poppenspel van mijn ouders in elkaar stak – en hoorde hoe prachtig de muziek was. Die combinatie greep me, de vonk sprong over. Op dat moment wist ik: hier wil ik mee verder”. Het theater onder leiding van Mariska floreert. Ook zij heeft duidelijk haar weg gevonden. Nieuwe ideeën en improvisatie hebben een frisse uitwerking. Er wordt ingespeeld op de actualiteit. Men gebruikt nu verschillende maten poppen voor de ruimtewerking. Het soort voorstellingen is wel hetzelfde gebleven. “Mijn ouders brachten klassieke verhalen met een kop en staart. Met een duidelijke plot, mooie decors en poppen – en mooi klassieke muziek. Ook de humor is hetzelfde gebleven.” In die zin lijk ik op mijn opa en mijn vader. Jammer dat mijn opa niet meer kan zien dat wij het hebben overgenomen”.
Bronnen:
- Joost en Yvonne Brugman
- Rik Brugman
- Mariska Brugman (foto’s)
- Internet