David Schulman vertelt… (deel 5, slot)
Evenals de commissaris vertelt de schilder David Schulman vandaag weer verder over de belevenissen en toestanden van vroeger. Hij kan nog veel meer vertellen, maar we moeten er een punt achter zetten, want als kunstenaar is hij nog altijd actief en gaat hij er nog dagelijks op uit, of hij werkt in zijn atelier aan nieuwe doeken. Hij heeft plezier in de scheppende arbeid, want wij weten uit ervaring dat hij op weg naar en tijdens zijn werk, dat hij zo gewetensvol verricht, zingt! Om deze serie te besluiten zullen we de heer Schulman aan het woord laten over nog enkele leuke voorvallen, die hij in zijn lange carrière beleefde:
Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 109 [2009-3]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.
Bewerkt door Mary van der Schaal.
De heer Schulman: “Er werd in het begin ook uitgezien naar expositiegelegenheid.
Zo ontstond de Club van Tien’. Zo herinner ik me dat ik met Le Gras, die onze club energiek leidde, de eerste tentoonstelling in Tilburg plaatste. Dat was in de winter van 1905-1906. De hoofdredacteur van een in Tilburg verschijnend dagblad kwam ons bezoeken en vertelde dat hij geen kunstverslaggever aan zijn krant had en vroeg ons zelf een verslag van onze expositie te maken. We hebben het zo ernstig en zo goed mogelijk gedaan. Behalve over de anderen die we samen beoordeelden, schreef Le Gras over mij en ik over hem. Het was een reuze verslag. We hadden erg veel succes!
Tot 1906 werd in Laren zelf nooit een expositie gehouden. In 1904 was Nico van Harpen, de oud hoofdredacteur-eigenaar van de ‘Amsterdammer’(’t Geeltje) in Laren komen wonen. Hij voerde het plan uit een expositie-gelegenheid te stichten om het werk van de Larense schilders te tonen.
In 1906 kwam een groot huis met atelier vrij aan de Neuhuysweg een eindje voorbij de molen. Van Herpen doopte het met de naam ‘Villa Mauve’. Dit was het begin.
Een jubileumpje dus dit jaar. Van Harpen heeft veel gedaan voor de jonge Larense schilders, door hun werk meer bekendheid te bezorgen. Hij bleef met zijn zuster Dien tot zijn dood in Laren wonen, schonk de gemeente een deel van zijn schilderijenbezit en zijn huis aan de Engweg als herstellingsoord voor journalisten.
De eerste Gooische tentoonstelling werd door mijn Vader op aandrang van enkele Hilversumse kunstbeschermers georganiseerd in 1895, in de grote zaal van hotel Jans aan de Stationsstraat. O ja, dat mag ik niet vergeten. Van Harpen heeft ook gezorgd dat de Mauvepomp op de Brink er gekomen is. Maar dit er even tussendoor. Nu weer wat aardigs, even denken…… ja, ik weet nog wel wat. In Blaricum woonde de schilder Sterre de Jong. Op een dag belt een meneer bij hem aan. Nou moet je weten dat Sterre op de deel van zijn gehuurde boerderij ’n permanente tentoonstelling van eigen werken had. Die meneer nu had een uitnodiging in zijn zak voor de expositie van Larense schilders in de villa Mauve. “Zijn dat allemaal werken van Larense kunstenaars?” wilde die meneer toen weten. “Nee, zegt zijn gastheer, “die zijn van Sterre de Jong”. Hij praat nog wat met hem en loopt weer terug naar het schilderij en vraagt wat het kost. Sterre noemt de prijs: vijfhonderd gulden. De man zette zijn hoed weer op en ging weg. Een paar dagen later krijgt Sterre een brief van die meneer. Hij was erg getroffen door dat en dat schilderij, dat 500 gulden moest kosten. Dat was hem te duur, maar als het verkocht kon worden voor 450 gulden kunt u het mij dan met een kwitantie laten bezorgen. Schrijft u mij dan meteen eens wie die vervelende man was die op de tentoonstelling de uitleg gaf, wilde de koper nog weten. Sterre heeft hem per kerende post geschreven dat zijn aanbod geaccepteerd was en dat die nare man zijn neef was.
Ja, dat was me er een, die Sterre. Voor het buiten schilderen had hij een speciaal scherm geconstrueerd, dat hij zelf naar de plaats droeg waar hij wilde werken. Dat was geen gezicht. Je zag alleen een vierkant huisje met daar boven uit, een gezicht en onderaan zijn voeten Hij liep er middenin en droeg het geval met beide handen.
Andere collega’s hadden schilderswagens laten maken om bij slecht weer toch buiten te kunnen werken. Die hadden echter grote bezwaren. Als je de wagen zelf moest trekken naar de plek waar je wilde werken, was je door het trekken doodmoe voor je aankwam, terwijl ook altijd de spiegelruit besloeg door de warmte binnen en de kou buiten. Deze wagentjes voldeden dan ook niet en na een paar jaren verdwenen ze voorgoed”.
Naar Engeland
Schulman: “ik heb je wel eens eerder verteld van mijn eerste reis met Jan Hamdorff naar Engeland. Jan was als de dood voor water. In Vlissingen gingen we met wat grocjes voor de moed aan boord. Jan met zijn hoofd diep weggeborgen in zijn kraag en met beide handen aan mijn rug vasthoudend de loopplank over. Jan maakte de oversteek om daar een Neuhuys te verkopen, omdat hij wilde gaan bouwen. Ik vroeg voor Jan 450 pond (toen 5400 gulden) aan de kunsthandelaar. De man wilde niet verder gaan dan 400. Terwijl ik met die vent aan het onderhandelen was stond Jan er steeds maar in het Hollands doorheen te zwammen. Ik zeg tegen hem: “hij biedt vierhonderd pond, Jan: “schupt ‘m voor zijn…, vierhonderd”, beet hij verontwaardig terug. We gingen tenslotte met een cheque van 4800 gulden naar huis terug. Jan had niet begrepen wat met die vierhonderd guldens werden bedoeld. Daarom was hij zo kwaad. Jan is met mij en met andere vrienden nog diverse malen naar Engeland geweest. En eenmaal is hij alleen gegaan. Ze hadden hem toen een bod op zijn hele hotel gedaan. Dit zou door een Engelse hotelcombinatie gebeuren. Jan rook echter bijtijds lont, want die combinatie was niet achttien karaat en het feest ging dus niet door. Bij Jan in de zaak liep alles prachtig. Service tot en met, hij had kijk op personeel. Hij had een stel vertrouwelingen dat voor hem door ’t vuur ging. Allemaal prachtmensen. Ze hebben een groot aandeel in de vooruitgang van zijn hotel gehad, vooral toen Jan ook het paviljoen ‘Larenberg’ exploiteerde en veel aan zijn personeel moest overlaten”.
Hierbij moeten we het laten. Met veel genoegen heeft David enkele voorvallen uit zijn leven verteld. Wij zijn hem oprecht dankbaar dat hij ons daarvan heeft laten meegenieten. Wij zijn er deze vitale bijna 85-jarige schilder zeer erkentelijk voor. Verteld aan een verslaggever van de plaatselijke krant en Jhr. Van Nispen, door David Schulman, aan de bekende ronde tafel in Jan Hamdorffs kroegje, anno 1966.