Oranje Boven!

Oranje Boven!

“…En daar stonden we dan met zijn vieren op het dak van onze schuur achter in de tuin in onze oranje rokken en broeken te zwaaien met een rood-wit-blauwe vlag…” Aan het woord is mijn 91-jarige nicht Ton de Wit-Calis. Ik ben bij haar op bezoek om uit haar mond nog eens te horen hoe zij indertijd als 16-jarige de laatste oorlogsmaanden en de gebeurtenissen rond de bevrijding heeft meegemaakt. Om de geest van die tijd weer wat bij haar op te roepen, lees ik haar enkele van de brieven voor (zie elders in dit Kwartaalbericht) die Jan Smit (1878-1954) eind ’44 / begin ’45 aan zijn zonen Bertus en Gerard schreef, toen deze beiden door de Duitsers in Arnhem tewerkgesteld waren.

Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 152 [2020-2]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.

Ton luistert aandachtig en reageert slechts met knikken, schudden en korte “o –ja ’s” en “ach-ach ’s” als blijken van herkenning en herinnering. “Ja”, zegt ze na een korte stilte als ik de laatste brief terzijde leg, “het waren barre tijden, maar ik moet eerlijk zeggen dat wij het in die tijd voor mijn gevoel wel iets beter hebben gehad dan Jan Smit voor zijn gezin beschrijft.” Toch vertelt ze mij direct daarna over een tweetal hongertochten dat zij in die laatste oorlogsmaanden samen met haar vader en haar oom Henk op de fiets naar het oosten van Nederland ondernam. Over het genot van je maag dan eens goed te kunnen vullen en over de boer, die telkens als haar vader vroeg wat hij voor de geleverde etenswaar moest hebben, zich omdraaide, totdat haar vader uiteindelijk begreep dat hij er niets voor wilde hebben. Ja, een vetpot zal het ook in het gezin Calis (vader Niek, moeder Marie met twee jongens en twee meisjes) niet geweest zijn.

Onderdak
Ook op ander gebied is de oorlog niet probleemloos aan hen voorbijgegaan. Zo heeft het gezin een tijdlang onderdak geboden aan twee Joodse kinderen, Nan en Ed, die in die periode gewoon als 5e en 6e kind deel uitmaakten van hun gezin. Na verloop van tijd zijn deze beide kinderen uit veiligheidsoverwegingen weer doorverhuisd naar een nieuw adres. Met Nan heeft de familie na de oorlog nog een tijdlang contact gehad. Ed is direct na de oorlog naar Israël vertrokken. Van hem hebben ze nooit meer iets vernomen.

Aan het eind van de oorlog hadden ze inwoning van een heel ander soort. Twee – volgens Ton – piepjonge Duitse soldaten werden bij hen ingekwartierd. Ze vertelt dat haar moeder het eigenlijk haast zielig vond voor twee van zulke jonge jochies, die zomaar ver van huis en haard de oorlog ingezogen waren.

Spannend toetje
En dan hebben we het over de dagen rond de bevrijding. Ton vertelt dat in het voorjaar van 1945 de berichtgeving dat er binnen afzienbare tijd een eind aan de oorlog leek te komen toch wel steeds hoopgevender werd. Vanuit hun huis op de Brink hielden ze de kerktoren van de basiliek nauwlettend in de gaten. Goed kijken of de Nederlandse driekleur misschien al van de toren zou waaien. En op 5 mei was het eindelijk zover. De vreugde was enorm. Maar voor het gezin Calis had de oorlog nog een ongewenst spannend toetje. Ton vertelt dat ze die avond van de 5e mei met een hele groep van wel een paar honderd jongeren vanuit het centrum van Laren joelend, juichend, zingend, dansend, letterlijk bevrijd feestvierend door het dorp trokken. Ook Ton en haar beide broers en haar zus waren daarbij.

Aan het feestgedruis kwam in de buurt van de Melkweg echter abrupt een eind, toen er plotseling door daar nog achtergebleven Duitse soldaten geschoten werd. De jongelui vlogen uiteen, alle kanten op. Ton met een vriendinnetje snel op huis aan. Maar haar zus Bettie koos een andere route. Zij rende samen met haar vriendin de eerste de beste tuin in en belde bij de daar wonende mensen aan. Ze werden direct binnengelaten en de vrouw des huizes liet ze die avond en nacht niet meer vertrekken. “Jullie blijven hier slapen en morgen bij daglicht ga je maar naar huis”, aldus de zorgzame onderdakbiedster.

Aangezien er geen telefoonmogelijkheden waren, bleven de ouders van Ton die nacht in het ongewisse waar hun oudste dochter was en wat er met haar gebeurd was. Ik denk dat zij de 6e mei pas echt de bevrijding gevierd hebben. 

Bevrijdingskleding
En – o ja – dan het oranje-boven-verhaal nog. Ook dat speelt helemaal aan het eind van de oorlog. Ton vertelt dat haar ouders bevriend waren met het echtpaar Hardonk dat op de Brink vlak naast hun woonhuis een manufacturenzaak had. Toen het einde van de oorlog in zicht kwam, vroeg Tons moeder aan buurman Hardonk of hij misschien nog ergens wat oranje stof voor haar had. Dat had hij. En zo kwam het dat Jopie, de vaste naaister van het gezin Calis, weer eens wat anders kon doen dan oude versleten kleding verstellen, pakken innemen, jassen binnenste buiten keren e.d. Ze maakte van de lap stof met de oer-Hollandse kleur oranje voor de beide jongens van het gezin een broek en voor de meisjes allebei een rok. Ton vertelt dat ze die vlak voor de bevrijding al eens stiekem gebruikt hebben. Het was op een dag dat er voedselvluchten aangekondigd waren. Zweedse vliegtuigen zouden het zo broodnodige wittebrood op de heide droppen. “Die dag”, vertelt Ton met een brede glimlach terugdenkend aan die gebeurtenis, “trokken we onze gloednieuwe bevrijdingskleding aan en wachtten tot we het geronk van de vliegtuigen hoorden. Om alles beter te kunnen zien, klommen we alle vier met de ladder de schuur op. En daar stonden we dan met zijn vieren op het dak van onze schuur achter in de tuin in onze oranje rokken en broeken te zwaaien met een rood-wit-blauwe vlag naar de vliegtuigen die eindelijk eens iets anders brachten dan dood en verderf.”

Wat heerlijk om Ton 75 jaar na dato nog zo te zien nagenieten van dat bevrijdende “eindelijk-is-alle-ellende-voorbij”-gevoel. Dat kan je volgens mij alleen maar zo hebben, als je er bij was en het zelf aan den lijve hebt doorvoeld en ondervonden.

Hein Calis