Kippen
Ik woonde met mijn ouders in de jaren 1946/1947 aan de Dammaat nr. 1 in Laren. Op nummer 3 woonde Gijs Wikkerman met zijn vrouw Bertha.
Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 120 [2012-2]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.
Bep (G.L.) De Boer
Mijn oude buurt
Gijs werkte volgens mij in de bouw, maar zeker weten doe ik dat niet. Wel weet ik dat hij op een gegeven moment aan het timmeren was in zijn schuur. Zoals de woning in tweeën was gedeeld in nr. 1 en 3 zo was ook de schuur verdeeld. Ik hoorde hem timmeren en daar ik een nieuwsgierig jongetje was, ging ik bij hem kijken. Hij was een nachthok voor kippen aan het timmeren met vakjes waar de kippen hun eieren konden leggen. Het zag er allemaal mooi uit en de kippen zouden een mooi vertrek krijgen. Maar hij had nog geen kippenren. Daar deed Gijs niet moeilijk over. Hij spande een hoog stuk gaas tussen de keuken en de schuur, en klaar was hij. Er zat dus geen dak op de ren. Toen mijn vader dat zag vroeg hij aan Gijs of hij niet bang was dat zijn kippen zouden wegvliegen. “Ben je mal man” zei Gijs, “kippe kanne niet vliege”. Ik hoor het hem nog zeggen in zijn Larens dialect.
Gijs kocht wat krielkippen en een haantje en de zaak was klaar. Maar, op een dag kwam een kat aangeslopen over de schutting tussen onze tuin en zijn kippenren. Het dier liep te balanceren over de smalle rand van de schutting tot hij zijn evenwicht verloor en in de kippenren terecht kwam. De kippen schrokken zich een ongeluk en ik zag er een paar hevig kakelend over de muur fladderen richting tramstation. Ik ben toen snel naar de andere kant van de muur gelopen waar het constructiebedrijf van de fa. Majoor was. Gewapend met een jute zak ben ik achter een kip aan gegaan. Eén van de heren Majoor had er al snel één te pakken die in de zak verdween. Aan de overzijde van de weg bij de viswinkel van Keijer liep ook nog een kakelaar. Die heb ik ook kunnen vangen. Ondertussen was de hele buurt van de Dammaat aan het kippen vangen. Toen Gijs ’s avonds thuiskwam en het hele verhaal aanhoorde van zijn vrouw Bertha zei hij: “Thome, kanne kippen dan toch vliege?”