De vrede vieren! En hoe?
Onderstaand verhaal is afkomstig uit het boekje “Schoolkind in Laren 1940 – 1945”. In twintig hoofdstukken vertelt het schoolmeisje Aartje hoe zij de oorlog beleefde in het ogenschijnlijk zo rustige dorp Laren. Niets is zeker, steeds gebeurt er weer iets dat haar bang maakt en veilig voelt zij zich allerminst. Een uniek stukje waargebeurde Larense geschiedenis.
Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 119 [2012-1]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.
Alie Hoogenkamp
Deel uit het boekje “Schoolkind in Laren 1940–1945”
“Halt! Herein! Es ist Sperrzeit.” (Vanaf 20.00 uur moest iedereen binnen blijven behalve diegene die om een of andere reden dispensatie had. Dit duurde tot “s morgens 7 uur. red). Geschrokken gaan we ons tuinpad weer op en drukken ons tegen de winkelmuur. Zo kunnen de Duitse soldaten die de boerderij van Calis bewaken, ons niet zien. Maar “herein” gaan we niet. Dit spannende moment laten we ons niet zomaar ontnemen. Trouwens, zó bang zijn we nou ook niet voor die bewakers. Dag in, dag uit, lopen ze nu al maanden lang voor de boerderij heen en weer. Ze bewaken de boerderij en de schuren daaromheen, die vol voedsel voor het leger zitten.
Het zijn, denk ik, ook geen echte vechtsoldaten, die wachtlopers. Daarvoor zijn ze veel te oud en veel te dik. Eén soldaat heeft zelfs maar één oog. Maar wat ze wel goed kunnen, dat is schreeuwen. We hopen toch zo dat het waar is wat Willy ons net vertelde. Willy is de vriendin van mijn broer Rien. Ze komt vaak in het weekend bij ons. Maar nu kwam ze zomaar onverwachts op vrijdagavond aanfietsen. En dat terwijl het al bijna acht uur was. Hijgend riep ze: “Weten jullie het al? De oorlog is over, de Duitsers hebben gecapituleerd.” Ze struikelde bijna over haar woorden. En wij? Wij waren sprakeloos. Maar mijn broer zei: “Willy, je bent gek. Hoe kom je bij die onzin?” Hij pakte haar bij de arm en liep met haar de kamer uit. “Vlug, ga naar huis, straks pakken ze je nog op. Tot morgen!” En net zo snel als ze gekomen was, zagen we Willy wegfietsen. En Rien? Hij liep stampvoetend de trap op en liet zich niet meer zien. Pas de volgende dag hoorden we, waarom hij zich zo raar gedroeg. Hij vertelde toen dat ze met een verzetsgroep bezig waren met de voorbereiding van een aanslag op de Moffen. En dat dit nu niet meer zou doorgaan, zat hem vreselijk dwars.
De verwarring in de kamer was groot. Ik zat op m’n stoel te wiebelen en wachtte tot Pa een oplossend woord zou spreken. Maar Pa zweeg en ook Moeder breide door alsof er niets aan de hand was. Zita, mijn oudste zus, schonk thee in. Toen alle kopjes gevuld waren, ging ze met de theepot naar de keuken. Nel ging direct achter haar aan. En toen Pa en Moe er niets van zeiden, gaf Annie mij een por en liepen ook wij stilletjes de kamer uit en naar buiten.
En daar staan we nu met z’n vieren, en we weten niet wat we moeten doen. Naar binnen gaan? Nee, voorlopig nog maar niet. “Zal ik nog een keer de straat op gaan?” vraagt Zita. Wij knikken “als je het durft…?” Ze heeft nog maar een paar stappen gedaan, of we horen al weer de bulderstem van de dikste soldaat: “Herein, herein”. Ik krijg er een beetje buikpijn van maar ik ga niet terug. En Zita al helemaal niet. Ze loopt nog een paar stappen door en roept dan keihard: “Der Krieg ist vorüber!” En, alsof het een echo is, horen we van de overkant Karel Slikker heel hard zingen: “Friede, Vrede, Friede,Vrede!”
En het tafereeltje dat we dan zien, neemt veel van onze angst weg. De drie bewakers staan met de armen om elkaar heen geslagen en het lijkt wel of ze een rondedans maken. Zoiets hebben we nog nooit meegemaakt: dansende soldaten! Ze wenken en roepen: “Komm, komm doch!”
Met z’n vieren doen we een paar stappen in hun richting. Dan zien we dat uit de Neuhuysweg Truus en Jopie van de overburen, er ook komen aanlopen. En met z’n allen proberen we te begrijpen wat de soldaten ons allemaal willen zeggen. Ze halen hun portefeuilles voor de dag en laten ons foto’s zien van hun kinderen.’t Lijkt wel of ze net zo blij zijn als wij. “Jetzt gehen wir zu Hause, jetzt gehen wir zu Hause” roepen ze. Opeens pakt één van hen een sigarenkoker uit z’n binnenzak en geeft mij zomaar een sigaar. “Bitte, für deinen Vater!” zegt hij. Verbaasd pak ik de sigaar aan en hol er mee naar huis.
“Hier Pa, een sigaar voor U! Gekregen van die Duitsers” roep ik opgetogen. “Rook hem maar lekker op!” Vlug wil ik weer naar buiten gaan. Maar de manier waarop Pa naar me kijkt, maakt dat ik blijf staan. Ik zie hoe hij opstaat, de sigaar op het zeil smijt en hem met de hak van zijn schoen fijnstampt. Met een rood hoofd schreeuwt hij: “Dacht je dat ik iets van die rotmoffen aanneem?” Ik aarzel, kan ik nu nog wel teruggaan naar die ‘rotmoffen’? Maar mijn nieuwsgierigheid wint het en zonder een antwoord te geven ga ik gauw terug.
Ondertussen is het duidelijk dat het nieuws van de capitulatie bij meer mensen bekend is. Verscheidene buren staan op straat met elkaar te praten. Lenie Calis, die in het voorhuis van de gevorderde boerderij woont, komt samen met haar moeder ook naar buiten. We staan met een hele kring kinderen te praten, te zingen en te dansen. En we moeten hard lachen als we ineens mevrouw Klooster zien aankomen. Ze heeft een veel te wijde ochtendjas aan en loopt op pantoffels. Als ze dichterbij komt, zien we dat ze nog papillotten in haar haar heeft. Maar… haar gezicht straalt! Ze geeft Zita en Truus een hand en zegt: “Kom, dansen!” En zomaar dansen we met z’n allen om de boom. Mevrouw Klooster zingt uit volle borst: “In Holland staat een huis.”
Ineens geeft Annie mij een duw. “Kijk eens achterom, Pa en Moe zijn ook buiten” zegt ze. Ik hol naar ze toe, dolblij, en trek Moeder mee. “Kom Moe, dansen!” zeg ik. En zowaar, Moeder gaat mee hossen en meer grote mensen volgen haar voorbeeld. De soldaten kijken lachend toe. Ik denk dat ze best mee zouden willen doen.
En dan is het donker en zitten we zomaar met wel twintig mensen in de opkamer van Lenie’s huis. Nog nooit was ik daar geweest. Als we bij Lenie speelden, mochten we niet verder komen dan de deel. Ik kijk m’n ogen uit, wat een mooie kamer! Er ligt een heel dik vloerkleed en aan de wand hangen grote schilderijen. Maar het mooiste is de schoorsteenmantel. Daarop staat een prachtig kleurrijk beeld van Maria en het kindje Jezus onder een glazen kap. Ervoor brandt een rood lampje.
Jan Calis – zo noemt iedereen hem – was, toen het donker werd, naar buiten gekomen en had gevraagd of de buren binnen wilden komen. “De soldaten willen ons iets te drinken aanbieden” had hij gezegd. En tot mijn stomme verbazing zijn Pa en Moe, samen met de andere buren met Jan Calis meegegaan
En wij? Wij mochten kiezen van Moeder: of we naar bed wilden of meegaan. Dat was voor niemand een moeilijke keus. Wij zitten als jongeren gezellig in een hoek van de kamer op de grond. En vandaar kunnen we mooi zien wat er allemaal gebeurt. Mevrouw Klooster probeert de krullenlapjes uit haar haar te halen en die stilletjes in de zak van haar ochtendjas te frummelen.
De soldaat met het ene oog komt met een grote doos naar ons toe. Een doos met repen chocola. Allemaal krijgen we een hele reep. En de grote mensen krijgen koffie. Op de hoek van de tafel staat de ene soldaat brood te snijden en de andere soldaat doet er boter op en dikke plakken vlees uit een blik. Lenie’s moeder geeft ons allemaal een beker melk. En dan komt soldaat Eenoog met de broodplank bij ons langs. “Bitte, essen, essen” zegt hij. We zitten allemaal te smullen van zulke ongekende heerlijkheden.
Om elf uur verlaten we luilekkerland en binnen een paar minuten zijn we allemaal in dromenland. Maar, niet voor heel lang. Want na een paar uur wordt de een na de ander wakker, straalmisselijk. Moeder gaat van bed naar bed met een po, want we moeten allemaal overgeven. En ze mompelt maar steeds “Ja ja, dat komt er van, dat is onze straf. Bevrijdingsfeest vieren met de vijand. Hoe konden we zo gek zijn!”
Op dat moment kon ik daar nog niet over nadenken. Ik had me geen heerlijker feest kunnen voorstellen. Maar ik neem nu wel het besluit, dit op school aan niemand te vertellen. Want, tja, vreemd was het wel!
Het boek is verkrijgbaar bij de Larense Boekhandel en bij Boekhandel Voorhoeve, Hilversum. Het boek is ook te bestellen door € 12,50 over te maken op rekeningnummer 5251689 t.n.v. A. Hoogenkamp-Vonk, Hilversum o.v.v. “Schoolkind” en uw naam en adres. U ontvangt het boekje dan thuis.