100 jaar geleden: Laren en Blaricum samen één gemeente?

100 jaar geleden: Laren en Blaricum samen één gemeente?

Samenvoeging van Laren en Blaricum tot één gemeente is een onderwerp dat in de vorige eeuw in beide dorpen voor de nodige beroering heeft gezorgd. In 1920-1922, in 1951 en rond de eeuwwisseling speelde het plan tot vergaande samenwerking tussen de BEL-gemeenten. En ook daarna kwam er opnieuw een provinciaal voorstel voor herindeling van Laren, Blaricum en Huizen, een voorstel dat overigens sinds 2018 weer van tafel is.

Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 161 [2022-3]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 9,50 per stuk in de Lindenhoeve en bij Bruna te koop, zolang de voorraad strekt.

Tekst: Cees Meijer

Voorstel-Polak
Dit artikel gaat verder over de eerste poging tot gemeentelijke herindeling van Laren. Er was een wetsvoorstel tot samenvoeging van ons dorp met Blaricum ingediend in 1921, ruim 100 jaar geleden dus.

Het begon in de Eerste Kamer met een voorstel aan de minister van Binnenlandse Zaken Ruys de Beerenbrouck om de Gooise gemeenten Bussum, Naarden, Laren, Blaricum en Huizen samen te voegen tot een nieuwe gemeente, die qua inwoneraantal even groot zou zijn als het al sterk verstedelijkte Hilversum (toen 37.000 inwoners). Achtergrond van het voorstel was dat de dorpen in ’t Gooi met uitzondering van Huizen een snelle groei doormaakte in het eerste kwart van de 20e eeuw. Elke gemeente deed er alles aan om zoveel mogelijk inwoners te trekken. In Laren maakten boeren van de gelegenheid gebruik hun slechte grond voordelig van de hand te doen aan bouwlustige forensen of kunstenaars. Gevreesd werd dat verdere uitbreiding van de bebouwde kom van de dorpen het natuurschoon zou aantasten. 

Het was het Eerste Kamerlid Henri Polak, een prominent inwoner en gemeenteraadslid van Laren, die het voorstel tot gemeentelijke herindeling van de stad Naarden en de vier Gooise dorpen deed. Polak was een groot ijveraar voor het behoud van het natuurschoon. Minister Ruys nam het voorstel dus over en vroeg in 1921 advies aan het bestuur van de provincie Noord-Holland. Gedeputeerde Staten lieten vervolgens aan de Gooise gemeenten de keuze uit twee mogelijkheden: samenvoeging van de vijf gemeenten (het zgn. ‘grote plan’) ofwel een fusie van Naarden en Bussum en een fusie van Laren en Blaricum en handhaving van Huizen als zelfstandige gemeente (het ‘kleine plan’).

De pogingen tot één nieuwe, grote Gooise gemeente naast Hilversum te komen liepen al snel spaak. Geen van de vijf gemeenten zag er heil in. Na een gezamenlijke bespreking op uitnodiging van het provinciebestuur in Haarlem op 19 juni 1922 volgde op 12 juli het formele besluit dat ‘voorshands de vereeniging van de gemeenten Naarden, Bussum, Laren, Blaricum en Huizen niet zal worden bevorderd.’ 

Het ‘kleine plan’ werd door provincie en Rijk wél levensvatbaar gevonden en dan met name het voorstel tot samenvoeging van Laren en Blaricum tot een nieuwe gemeente. Het positieve advies (uitgebracht op 2 februari 1921) van B en W en een bijna unanieme gemeenteraad van Laren lag daaraan ten grondslag. Het resulteerde in het wetsvoorstel van 30 augustus 1921: Wet tot Vereeniging van de Gemeenten Laren en Blaricum.

Goois Natuurreservaat 
Het ‘grote plan’ werd dus al snel ‘afgeschoten’ maar kreeg nog wel een staartje. Door de herindelingsplannen van de minister, zo schrijft Gouka, was het besef ingedaald dat een halt moest worden toegeroepen aan verdere aantasting van vooral de bossen en heiden: “Hou fraaie uitzichten over engen en heiden open.” Op initiatief van de burgemeester van Bussum, H. de Bordes, werd daarom in navolging van de Larense schoonheidscommissie een ‘Centrale Schoonheidscommissie voor het Gooi’ ingesteld en bezet met deskundigen. Deze werden op hun beurt terzijde gestaan door een Gooise Belangencommissie van vertegenwoordigers uit alle colleges van B en W van de zes Gooise gemeenten plus die van Baarn en ’s Graveland. Maar meer dan een rapport over behoud van het natuurschoon leverde deze gemeentelijke samenwerking niet op. Het was uiteindelijk te danken aan het initiatief van de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten en de commissaris der koningin A.A. Roëll van Noord-Holland dat in 1932 de Stichting Goois Natuurreservaat (GNR) tot stand kwam. Zoals bekend was en is het doel van het GNR het behoud van het natuurschoon in ’t Gooi door de aankoop van terreinen en die vervolgens in ongeschonden toestand te bewaren als natuurreservaat. 

Laren vòòr 
De voorgestelde samenvoeging met Blaricum liet het grootste deel van de inwoners van Laren overigens onverschillig. Er was slechts een kleine maar wél spraakmakende groep van fervente voorstanders onder leiding van burgemeester Van Nispen. Maar de mogelijke vorming van Laren, Blaricum en Huizen tot een nieuwe gemeente werd krachtig veroordeeld. “De persoonlijke en godsdienstige gevoelens van de inwoners van het overwegend protestante vissersdorp Huizen staan lijnrecht tegenover het merendeel van de bevolking van Laren en Blaricum”, schreef burgemeester Van Nispen in zijn advies aan het provinciebestuur. Fusie van Laren en Blaricum was daarentegen “alleszins aan te bevelen”. Burgemeester Van Nispen: “Beide gemeenten ontwikkelen zich snel en groeien in elkaar in die mate dat uitstel van samenvoeging zelfs nadelig moet werken”. Politiek en bestuurlijk Laren dacht daarbij waarschijnlijk ook aan de weigering van Blaricum een financiële bijdrage te leveren voor Larense voorzieningen zoals de openbare leeszaal en het ziekenhuis, waarvan de Blaricumse bevolking wel gebruikmaakte. 

Eerste Kamerlid Henri Polak,
een prominent inwoner en gemeenteraadslid van Laren,
deed het voorstel tot
gemeentelijke herindeling
van de stad Naarden
en de vier Gooise dorpen

Enorme onrust
De beoogde samenvoeging van Laren en Blaricum bracht vooral enorme onrust teweeg in Blaricum. Onze buurgemeente telde toen zo’n 1900 inwoners en was veel kleiner dan Laren (ruim 5000). De Blaricumse bevolking was daarom bang na fusie volledig door Laren te worden overvleugeld. Het wantrouwen van de Blaricumse bevolking in de hele operatie was nog eens versterkt door het feit dat in 1913 de Larense burgemeester Van Nispen van Sevenaer tevens tot eerste burger van Blaricum was benoemd. In Blaricum ontstond toen al het vermoeden dat de benoeming van Van Nispen een voorbode van een aanstaande samenvoeging met Laren was. Blaricummers meenden dat zij door de burgemeester werden achtergesteld. Zij verweten bijvoorbeeld Van Nispen dat de distributie van levensmiddelen tijdens de Eerste Wereldoorlog vanuit Laren werd geregeld met als gevolg dat Laren eerst alle proviand kreeg en Blaricum pas één of twee dagen later. 

‘Mensonterend’
Blaricum vond gedwongen samenvoeging met Laren ‘een mensonterende toestand’. Ons buurdorp voelde de samenvoeging als een annexatie. In februari 1921 vond, georganiseerd door een snel geformeerd actiecomité, een bijeenkomst plaats waar 350 Blaricummers aanwezig waren. Er werd besloten een verzoekschrift naar de minister van Binnenlandse Zaken Ruys de Beerenbrouck te sturen, waarin handhaving van de ‘volle zelfstandigheid’ werd bepleit. Het verzoekschrift telde 971 handtekeningen, de helft van de inwoners had dus getekend. 

In de actievergadering uitten de Blaricummers meerdere grieven tegen Laren. Zo was aan de Blaricumse gemeenteraad gevraagd subsidie te verlenen aan de recent opgerichte Openbare Leeszaal Laren-Blaricum. 

Het rapport
wees op verschillen
in de boerendracht,
de afwijkende tongval
van het Blaricumse
dialect ten opzichte
van het Larense
en de specifiek
Blaricumse familienamen
tegenover die van Laren

Maar Blaricum wees het verzoek af, omdat de bibliotheek in Laren was gevestigd en geen filiaal in Blaricum kreeg. Een raadslid: “Moeten wij wel geld geven en moeten wij om een boek te lenen helemaal naar Laren gaan? Ik denk er niet over.” Een doorn in het oog van Blaricum was ook dat het zevenhoofdige bestuur van het op te richten St. Jansziekenhuis slechts twee Blaricumse bestuursleden zou gaan tellen, terwijl het dagelijks bestuur geheel in handen van Laren was. Maar Laren durfde wel weer om subsidie te vragen aan Blaricum. De gemeenteraad wees ook dat verzoek uiteindelijk af. De protestbijeenkomst sloot af met een ‘Hoera voor een zelfstandig Blaricum!’, gevolgd door een daverend applaus. Tekenend voor de sfeer was dat een verslaggever uit Laren van de Gooi- en Eemlander de protestvergadering niet mocht bijwonen omdat hij geen geboren Blaricummer was!

Blaricums rapport 
De gemeenteraad van Blaricum stelde hierna een commissie in die een rapport voor behoud van de zelfstandigheid moest opstellen aan Gedeputeerde Staten. Schrijver van het rapport was de in Blaricum woonachtige Victor van Vriesland, een schrijver en dichter die tot in de jaren zestig landelijke bekendheid genoot. Het rapport met de titel ‘Blaricum en zijn recht op zelfstandigheid’ kwam gereed in december 1921 en werd in een speciale vergadering van de Blaricumse gemeenteraad op 31 december voorgelezen aan de aanwezige raadsleden en bezoekers.

Carry van Bruggen, inwoner van Laren en toen een bekende schrijfster, had een column (‘Plattelandjes’) in het Algemeen Handelsblad. In ‘één van haar zaterdagse Plattelandjes schreef zij over het Blaricumse rapport: Toen heb ik dan maar voor één gulden vijftig het boekje gekocht! En o, lieve troost, wat bleek dat een aardig boekje, wat een sappig, zot, mal boekje, wat echt Blaricums, wat een echt intellectueel boekje, wat een keurig boekje zowaar ook, met snoezige prentekens van Blaricum in vroeger eeuwen, en getrouwe konterfeitsels van de Larense kap en de Blaricumse kap om Gedeputeerden eens fris aan het verstand te brengen, hoeveel die toch wel verschillen… Ook de volgende passage in de column van Carry van Bruggen wil ik u niet onthouden: Ziet nu dit schouwspel hoe zich thans Blaricum, dat oude breinest, brouwketel en proefveld van het ongehoorde, het ongedachte(…) hoe het zich thans onder aanroeping van Struycken en van Thorbecke, van Mackay en van Abraham Kuyper op de heilige rechten van het Historische Gewordene beroept…

Het rapport bevatte natuurlijk alle denkbare grieven en bewijzen van achterstelling door Laren – rijp en groen – die Blaricum maar kon bedenken. In het ruim honderd pagina’s tellende rapport met bijlagen werd tevens gewag gemaakt van de verschillen tussen beide dorpen. De Blaricumse boer bezat bijvoorbeeld veel vruchtbaarder grond dan de schrale grond waarop zijn Larense collega moest boeren. De commissie voorspelde dat in de buurgemeente veel landbouwgrond zou plaatsmaken voor villabouw en de boerenstand in Laren “allengs zou verdwijnen”. Dat was op termijn niet verkeerd gezien, hoewel de ontwikkeling in Blaricum in de loop van de 20e eeuw niet anders zou gaan. Het rapport wees op verschillen in de boerendracht, de afwijkende tongval van het Blaricumse dialect ten opzichte van het Larense en de specifiek Blaricumse familienamen Rigter, Borsen, Raven, Puyk, De Jong tegenover die van Laren (Calis, Majoor, Van den Brink en Smit). Gelukkig zagen de rapporteurs wel in dat het hier slechts ‘aardig kleine symptomen van de vanouds traditionele scheiding tussen Laren en Blaricum’ betrof.

Van meer gewicht was het betoog dat het ‘zuinige‘ Blaricum met zijn streven naar een overschot op de gemeentebegroting na de samenvoeging met tekorten zou worden geconfronteerd. Laren werd “speciaal op het gebied van subsidies voor particuliere initiatieven een aanzienlijk ruimer en zorgelozer financiering” verweten dan Blaricum opportuun achtte. Commissielid prof. G. van Rijnberk stelde daarnaast de retorische vraag: “Heeft men al eens nagegaan of de administratie (=bestuur-cm) van grote gemeenten in verhouding werkelijk goedkoper is dan die van kleine?” Ook tegenwoordig een waarheid als een koe.

Een opmerkelijk argument contra de samenvoeging met Laren was de bewering dat de erfgooiersgrond in Laren en het uitgestrekte heideterrein beide richting Hilversum waren gelegen en dat daardoor ‘de sterke en natuurlijke expansie’ van Laren zich in de nabije toekomst naar Hilversum zou uitstrekken en dus juist van Blaricum àf. Blaricum daarentegen zou zich in de toekomst uitbreiden op de hoge erfgooiersgronden in de richting van Huizen.

Negatief advies
De adviezen die Laren en Blaricum uitbrachten over het wetsvoorstel tot ‘vereeniging van Laren en Blaricum’, bevatten dus nogal uiteenlopende meningen en conclusies. Reden voor Gedeputeerde Staten een hoorzitting over de samenvoeging te organiseren op 8 mei 1922 in het Patronaatsgebouw aan de Eemnesserweg. Op 17 mei deelde het provinciebestuur mee dat ‘hoewel geenszins overtuigd dat de gemeenten Laren en Blaricum op den duur gescheiden moeten blijven’ het had besloten negatief over het wetsontwerp tot samenvoeging te adviseren. Het wetsontwerp werd daarop ingetrokken. In Blaricum werd gezegd dat door het hardnekkige verzet van de bevolking Gedeputeerde Staten de regering geen positief advies had durven geven voor de samenvoeging met Laren. Eerder was er al een einde gekomen aan het door jhr. Van Nispen vervulde burgemeesterschap van Laren en Blaricum. Bij de laatste volkstelling was namelijk gebleken dat de (gestegen) inwonersaantallen van beide gemeenten wettelijk niet toelieten dat beide burgemeestersfuncties door één en dezelfde persoon werden vervuld. 

Dat CdK jhr. Roëll na een wandeling door Laren en Blaricum had vastgesteld dat beide dorpen ‘een Siamese tweeling’ vormden, beloofde voor behoud van beider zelfstandigheid in de toekomst weinig goeds. Daarover meer in een volgend Kwartaalbericht. υ

Bronnen: C.M. Abrahamse, in: Tussen Vecht en Eem, 1994-2;
A.J. Gouka, Om de toekomst van Gooi- en Vechtstreek 1404-2004, doctoraal scriptie Universiteit van Amsterdam, 2004;
Henri Klein, Kroniek van een erfgooiersdorp, dl III en IV;
Carry van Bruggen, Plattelandjes, 1988;
Archief gemeentebestuur Laren (SAGV 098, invnr.4