De Olmenhove
Bestuurslid Jos Joosen stuurde ons een ansichtkaart (± 1907) met een zonnig en rustiek beeld van de toenmalige ‘Rijksweg’ van Amsterdam naar Amersfoort met links villa Olmenhove. Wie nu bij de ingang van de Oude Naarderweg gaat staan, waar de opname is gemaakt, kan de villa door de latere bebouwing en bomen niet meer zien. We zochten meer informatie en kwamen op internet onderstaand artikel van Inge Rook tegen.
Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 146 [2018-4]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.
Amsterdammers vertrokken eind 19de eeuw om verschillende redenen naar buiten. Voor de schilder Ferdinand Hart Nibbrig was de motivatie gelegen in de onderwerpen van zijn schilderijen. Hij schilderde graag de boerenbevolking in het Gooi en was zeer gesteld op de prachtige natuur. Zijn goede vriend, de schrijver Frans Coenen, trok om gezondheidsredenen naar buiten.
Ferdinand Hart Nibbrig was één van de kunstenaars die gecharmeerd was van de landelijke omgeving en het rustieke karakter van Laren. Hij kocht er een stuk grond en zijn verloofde Johanna Moltzer legde november 1894 de eerste steen van ‘De Olmenhove’, Naarderstraat 63. Over de vraag wie het huis heeft ontworpen lopen de meningen uiteen: was het de schilder zelf of toch degene die het huis later zou verbouwen, de architect J.W. Hanrath?
Ferdinand Hart Nibbrig en Johanna Moltzer kwamen beiden uit Amsterdam. Hart Nibbrig werd in 1866 geboren aan de Bloemgracht 85; het gezin verhuisde in 1868 naar Weteringschans 3. In 1881 begon hij aan een opleiding tot architect, maar in 1883 stapte hij over naar de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten in Amsterdam. In 1888 vertrok hij naar Parijs om daar zijn opleiding te vervolgen. Hier maakte hij kennis met stijlen als het luminisme, pointillisme en realisme, hetgeen van grote invloed is geweest op zijn ontwikkeling als kunstenaar. Zo hanteerde hij bij zijn mensbeelden – in tegenstelling tot veel andere kunstenaars in het Gooi – een realistische stijl en bij de weergave van zijn landschappen vormde het licht het uitgangspunt.
Juli 1889 keerde hij terug naar Nederland, waarschijnlijk voor de begrafenis van zijn tienjarige zusje, dat aan difterie was gestorven. In november van hetzelfde jaar ging hij terug naar Amsterdam, waar hij tot maart 1894 een atelier aan de Rozengracht huurde. Hier werkte hij ’s winters; in de zomermaanden woonde en werkte hij in landelijk gelegen dorpen zoals Hillegom, Eemnes en Laren. In 1894 besloot hij zich permanent in Laren te vestigen. Hij huurde een huisje aan de Naarderstraatweg samen met de schilder Hendrik Valkenburg tot hij in 1895 met Johanna Moltzer, met wie hij inmiddels was getrouwd, in De Olmenhove kon gaan wonen.
Vanaf 1900 pakte hij zijn gewoonte weer op om er in de zomermaanden op uit te trekken en in de natuur te schilderen (onder meer Vlieland, Zuid-Limburg en de Eifel). In 1902 liet de schilder zijn atelier aan het woonhuis verbouwen door J.W. Hanrath, de architect die ook het huis van zijn ouders, villa Hartenstein, aan de ’s Gravelandseweg in Hilversum had verbouwd. Bovendien liet hij door een lokale timmerman in de tuin bij zijn huis een buitenatelier neerzetten. Hier poseerden zijn modellen en liet hij zijn schilderijen drogen. In het atelier van De Olmenhove toonde hij de schilderijen die voor de verkoop waren bestemd aan zijn klanten.
In mei 1907 verhuisde Hart Nibbrig met zijn vrouw en zijn vier kinderen naar Rhenen, maar hij hield De Olmenhove aan. Hij ergerde zich dat er in Laren steeds meer mensen kwamen wonen die overal lelijke huizen bouwden. Maar binnen een jaar keerde het gezin al weer terug naar Laren. De schilder en zijn vrouw bleken niet te kunnen wennen aan het wonen in een straat zonder de horizon te kunnen zien. De zomers bracht hij vanaf 1911 door in Zoutelande samen met zijn gezin, waar hij door de architect G. Sturm het huis Santvlught had laten bouwen.
Ferdinand Hart Nibbrig overleed in Laren in 1915 na een onduidelijke ziekte. Ook na zijn dood bleef De Olmenhove een kunstrijk huis. Pierre Regnault, een vermogend verffabrikant en verzamelaar van vroeg 20ste-eeuwse kunst, kocht De Olmenhove in 1919. Het atelier van het huis gebruikte hij als expositieruimte. Een deel van zijn collectie is nu in bezit van het Stedelijk Museum in Amsterdam.
Van De Olmenhove is tegenwoordig alleen de voorgevel nog intact. Door een aantal verbouwingen is zowel het interieur als het exterieur sterk aangetast. Het buitenatelier werd na de dood van Hart Nibbrig verkocht en heeft op verschillende locaties in het Gooi gestaan. Het werd gebruikt om in te werken, maar soms ook om in te wonen. Er heeft zelfs een gezin met zes kinderen in geleefd. Nu is het eigendom van de Dooyewaard Stichting en staat het op de Eemnesserweg in Blaricum. Het wordt aan hedendaagse kunstenaars ter beschikking gesteld.
Dit artikel is integraal van deze site overgenomen.
Genoemde literatuur: Stephanie van der Zweth, J.W. Hanrath (1867-1932), (masterscriptie), Gent 2010; Martijn F. Le Coultre, De hut van Mondriaan Laren-Blaricum1914-1919, Laren 2015; Dominique Volen en Denise Willemsen, Ferdinand Hart Nibbrig 1866-1915, Zwolle 1996.
J.W. Hanrath
In de masterscriptie “J.W. Hanrath (1867-1932)” van Stephanie van der Zweth (ook op internet) vonden we onderstaande passsage: In 1894 is de bouw van ‘De Olmenhove’ begonnen in opdracht van de kunstschilder Ferdinand Hart Nibbrig. Hij had de bouwgrond gekocht van suikerhandelaren uit Hilversum en de eerste steenlegging vond plaats in november 1894, door zijn aanstaande echtgenote mejuffrouw J. Moltzer. Hart Nibbrig woonde hier met zijn gezin tot zijn overlijden in 1915, waarna het huis verkocht is aan Pierre Alexandre Regnault. Hij was een verffabrikant met fabrieken over de hele wereld en was tevens een fervent verzamelaar van vroeg 20e eeuwse kunst. Het schijnt dat hij na Helene Kröller-Müller de grootste kunstcollectie van het land had. Voor Regnault werd ‘De Olmenhove’ zijn nieuwe thuisbasis, want zijn villa in Hilversum was te groot geworden nadat de kinderen het ouderlijk huis hadden verlaten. Ook Regnault heeft hier tot aan zijn dood in 1954 gewoond. Na zijn dood is een deel van zijn verzameling geërfd, het andere deel is geschonken aan het Stedelijk Museum in Amsterdam of geveild.
Het huis werd in 1959 geërfd door zijn dochter Virginie, die door een handicap in een rolstoel zat. Hierdoor is het huis nog altijd rolstoelvriendelijk met lage deurklinken en drempels. In de jaren ’60 werd het huis flink verbouwd door architect Bart van Kasteel. Aangezien Virginie alleenstaand was, had zij niet zoveel kamers nodig en is de bovenverdieping aangepast. Het huis is toen tevens gemoderniseerd. Na verloop van tijd heeft Virginie Michael Snel leren kennen met wie zij trouwde. Hij was een fotograaf/beeldend kunstenaar die vooral in Amerika bekend was onder de artiestennaam Michael Sestier. Hij is na haar dood tot 1990 in het huis blijven wonen en heeft het toen verkocht aan de huidige eigenaren, meneer en mevrouw Hartsuiker. Hij wilde het huis echter niet zomaar aan iemand verkopen, want hij hield van het huis en wilde niet dat het veranderd zou worden. Op een paar kleine ingrepen na, vanwege het beroep van mevrouw Hartsuiker, is er sindsdien niets veranderd.