Over mandarijnen gesproken
In 1970 schreef ik onderstaand waar gebeurde verhaal voor onze kinderen
en mijn vrouw las het dan onder de kerstboom voor. Het is dan wel jaren geleden, maar steeds weer, als de kerstdagen naderen en ik zie of ruik mandarijnen, gaan mijn gedachten weer terug naar een moment dat ik nooit zal vergeten.
Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 110 [2009-4]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.
Bep (G.L.) de Boer
Het zal ongeveer 1950 zijn geweest. De winter was al vroeg ingevallen met ijs en sneeuw. Het was een paar dagen vóór kerst. Ik werkte in een delicatessenzaak en had de zorg voor het fruit. Het grootste gedeelte van het fruit stond op het trottoir uitgestald in- en om een marktkraampje. Het had flink gesneeuwd en het was ijzig koud. De winkel was ‘s avonds ook open maar ik moest buiten blijven voor de verkoop van het fruit. De winkelende mensen schuifelden voorzichtig en langzaam door de mooi verlichte winkelstraat. Er waren weinig kopers die avond. Het was misschien te koud. Tegen negen uur vond ik het welletjes. Ik was van het buiten staan intens koud geworden en ging al vast het één en ander opruimen en binnen zetten.
Ik was nogal druk bezig en had zo gauw geen erg in een man met aan iedere arm een meisje. De man was dun gekleed. Hij droeg een versleten colbertje en zijn broek zag er rafelig uit. De meisjes, ongeveer tien en twaalf jaar oud waren vel over been. De stakkerds stonden te rillen van de kou in hun dunne jurkjes. Misschien hadden ze helemaal geen jas. Ik wist niet wat ik zag. Zoiets las je alleen in boeken van Dickens of zag je op foto’s uit de Tweede Wereldoorlog. Ik hoorde ze met elkaar overleggen. Ze hadden het over de mandarijnen. Ze waren 18 ct. per stuk. Dat was niet goedkoop maar ze waren van een fantastische kwaliteit. Ik hoorde de man zeggen: “Dat is niks voor ons, die benne veel te duur”. Ik zat gehurkt en keek omhoog in drie paar ogen. Ogen die ik nooit zal vergeten. Die ogen vroegen iets, maar wat? Kon ik ze helpen? “Heeft u vier mandarijnen voor mij?” vroeg de man en telde zeven dubbeltjes op het ruwe hout van de marktkraam neer. “Ik kom twee centen tekort, maar als ik weer langs kom dan betaal ik die wel, is dat goed?” Hij kwam twee centen tekort. Ik hoorde het hem zeggen. Er ging van alles door me heen. Hij vroeg om vier mandarijnen en ze waren met zijn drieën. Was zijn vrouw misschien ziek? Ik kon me dat zo goed voorstellen omdat mijn eigen moeder ook al jaren ziek was. Een koud huis, een zieke vrouw en misschien had de man geen werk.
“Zeg meneer”, zei de man nog eens, “is het goed?” “Eh”, wat?” vroeg ik. “Nou, dat van die twee centen”. Ik knikte en pakte de grootste winkelzak die ik had en vulde die helemaal met die fijne grote mandarijnen. “Zo is het goed”, zei ik en stopte de verbaasde man de zak vol mandarijnen in zijn handen. “Prettige kerstdagen” zei ik schor. We keken elkaar aan en ik geloof dat we elkaar begrepen. “Dank u wel” stamelde hij , “dank u” en stapte weg met twee stomverbaasde maar van vreugde huppelende kinderen.
Ik keek ze na tot ze de hoek om waren.
Wat waren ze blij. En ik? Ik kon wel janken. Dat zoiets nog mogelijk was in deze tijd. Wat had ik gedaan? Ik had wel voor ongeveer drie gulden aan fruit verkocht voor zeven dubbeltjes. Och ja, in een opwellig doe je wel eens iets geks, maar dit? Toch vertelde ik het mijn baas en tot mijn vreugde kon hij er helemaal inkomen.
“Och jongen” zei hij “ voor zo’n daad voor de kerstdagen krijg je een knipoog uit de hemel”. Ik was opgelucht en blij dat mijn baas er zo over dacht. Want ergens had ik toch een klein beetje vreugde kunnen brengen en dat is toch de bedoeling van het kerstfeest. Ik hoop van harte, dat als mijn kinderen ooit zulke stakkers op hun levenspad zullen ontmoeten, zij dan niet zullen aarzelen, maar zullen geven, méér dan er van hen gevraagd wordt.
Fijne feestdagen gewenst en geniet van een heerlijke mandarijn!