Hongertocht naar Overijssel
In de winter van 1944–1945 gingen Toon Meulenkamp en zijn zwager Kees Bitter met een handkar op voedseltocht naar Overijssel. Het was een barre tocht. Maar zij bereikten Slagharen. Zij werden gastvrij ontvangen bij een klein boerderijtje buiten het dorp en kregen voedsel mee terug voor beide gezinnen. Toen het begon te sneeuwen konden zij blijven slapen.
Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 119 [2012-1]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.
Verteld door Cornelia (roepnaam Nel) de Leeuw-Meulenkamp
en opgetekend door Gerda Meulenkamp
Onverwachte gevolgen
Omdat het de volgende morgen nog sneeuwde, kregen zij het advies van Hendrik (Rieks) Finkers om de handkar om te bouwen tot slee, door de wielen te verwijderen! Dat deden zij en na een voedzaam ontbijt wilden zij vertrekken, maar vlak daarvoor bood Marie Finkers aan om de twee dochters van Toon voor een paar weken te laten aansterken bij hen. Dit zou dan via het Rode Kruis geregeld kunnen worden. Daar men het voedseltekort in het Westen van Nederland al flink begon te voelen, greep Toon het aanbod met beide handen aan. Ook al had het gezin zelf al vier kinderen, waarvan de jongste nog een baby was en de vijfde op komst, twee konden er ook nog wel bij, zei het gastvrije echtpaar Finkers. Aldus kwam het dat na behouden thuiskomst van de twee mannen, korte tijd later een vrachtauto van Van Dijk de Houthandel vertrok met achterin de laadbak kinderen uit Laren op weg naar diverse plaatsen in de Achterhoek.
Ook Cornelia en Johanna Meulenkamp zaten daarbij. Dat was wennen voor beide meisjes, in de leeftijd van 16 en 13 jaar. Er waren twee bedsteden in de huiskamer. In de ene bedstee sliepen de beide meisjes op een stromatras, samen met de dochter des huizes, die ongeveer van dezelfde leeftijd was. In de andere bedstee sliepen de twee jongens van het gezin. De ouders en kleuter sliepen in de slaapkamer, naast de huiskamer. De beide meisjes hielpen mee in de huishouding en toen de baby werd geboren werd Cornelia peettante. Ook moesten zij iedere dag melk halen en dat was een heel eind lopen. De familie had een stal in het huis met alleen een geit. In de inpandige stal was ook een afgeschut hokje met een poepdoos als wc! Krantenpapier, zorgvuldig in kleine stukken geknipt mochten ze alleen bij uitzondering gebruiken, voor de rest moesten ze stro uit het lage dak plukken en gebruiken. De inhoud van de wc diende n.l. ook als mest voor op het land en daarom mocht er geen papier gebruikt worden. De baby werd vertroeteld door de grotere meisjes. Later moesten zij in Slagharen naar school. Er werd met het thuisfront gecommuniceerd via het Rode Kruis.
Na afloop van de oorlog konden zij niet direct naar huis omdat het Duitse leger de brug bij Zwolle over de IJssel* bij het terugtrekken zwaar had beschadigd en er geen treinen meer konden rijden. Johanna werd eerder opgehaald via het Rode Kruis, omdat ze heimwee had. Pas in Augustus kon Cornelia opgehaald worden door haar vader. Zij heeft haar hele leven contact gehouden met de gastvrije familie in Slagharen.