Het levensverhaal van Maurits Cohen, ‘kind van de Berg-Stichting’

Het levensverhaal van Maurits Cohen, ‘kind van de Berg-Stichting’

Maurits Cohen (1934) heeft vijf kinderen, acht kleinkinderen en vijf achterkleinkinderen. Speciaal voor hen schreef hij het boek ‘De erfenis’ omdat hij niet eerder in staat was geweest te vertellen over zijn tijd
tijdens en na de Tweede Wereldoorlog, over zijn jeugd, waarin de basis van zijn bestaan was weggevallen door de moord op zijn familie.

Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 165 [2023-3]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 9,50 per stuk in de Lindenhoeve en bij Bruna te koop, zolang de voorraad strekt.

Tekst: Wim Keizer

‘De Erfenis’ indrukwekkend boek

Van november 1939 tot december 1942 verbleef de jonge ‘Mautje’ in het Larense tehuis voor Joodse kinderen, de Berg-Stichting. Nadat hij, met de andere kinderen, met de tram naar Amsterdam gebracht was, begon een enerverend leven van onderduik naar onderduik. Het is wonderbaarlijk te noemen, gezien alle keren dat hij op het nippertje aan arrestatie ontsnapte, dat hij de oorlog overleefd heeft. 

In de zomer van 1945, toen hij erachter kwam dat zijn moeder Bep (Betje, 1905), vader Maurits (Mozes, 1872) en broertjes Louis (Loutje, 1931) en Hans (1932) door de Nazi’s vermoord waren, begon voor hem ‘de echte oorlog’: ‘de oorlog ná de oorlog’. Over de oorlog, ‘de oorlog ná de oorlog’ en hoe hij beide te boven kwam, schreef Maurits Cohen het indrukwekkende boek ‘De erfenis’, tevens getiteld
L’héritage’. 

Ik kan in deze bespreking niet meer doen dan een impressie geven en doe dat vooral via de citaten per hoofdstuk. Het hele boek is in het Nederlands en het Frans verschenen, omdat een deel van de nazaten van Maurits Cohen Franstalig is. En primair voor zijn nazaten heeft hij het boek geschreven. Want, zo begint het boek in het eerste hoofdstuk, ‘Hooglied’: “Jullie, mijn kinderen, hebben mij door de tijd heen gezegd dat ik (te) weinig verteld heb over de tijd dat ik een kind was in de Tweede Wereldoorlog en daarna. Over de moord op mijn moeder, vader, broertjes en bijna de hele familie. Dus jullie (over)grootmoeder en -vader, en jullie twee (oud)ooms Louis en Hans. Waardoor de basis onder mijn bestaan was weggevallen. Een open wond die een gevoelig litteken achterliet. Dat er een nieuwe basis groeide en dat die bestaat uit hen die ik liefheb, is wat ik jullie wil zeggen. Nu kan ik spreken van een Hooglied. Mijn mooiste lied.”

Maurits schrijft dat zijn kindertijd grotendeels gestolen is door de scheiding van zijn ouders, een kinderhuis, oorlog, onderduikgezinnen en een pleeggezin. “Een toekomst verpakt in onzekerheid, zonder thuishaven, zonder basisveiligheid. Zonder iemand aan wie ik mij kon vasthouden. Daarom leefde ik toen in de schaduw. Het is de geschiedenis van een kind dat uiteindelijk de zon te zien kreeg, een toekomstkind werd.”

Anders weergegeven zegt hij het ook zo: 
“Persoonlijk heb ik de Nazi’s verslagen
Niet omdat ik overleefd heb
Maar door het bestaan van allen die ik liefheb en die van mij houden
Als ik denk aan ‘het grote verlies’
Dan krimpt mijn hart een beetje
Dan doet het litteken pijn
Maar wanneer ik denk aan jullie
Dan herstelt het evenwicht.”

Samen met zijn vrouw Joke, van wie hij in 1984 gescheiden is en die overleden is in 2019, kreeg Maurits de kinderen Becky (1957), Michèle (1961), Marc (1963) en Paul (1966). In 1987 trouwde hij met Renée, van wie hij in 2014 scheidde. In 1990 kreeg hij met haar Roselyne. In ‘Hooglied’ portretteert Maurits zijn vijf kinderen en betuigt hij hen zijn liefde. Hetzelfde doet hij met zijn klein- en achterkleinkinderen.

Boven vlnr: moeder Bep (1905-1943), vader Maurits (1872-1942), opa Salomon van Gelder (1881-1943) en oma van Gelder-Fruitman (1880-1942).
Foto uit ca. 1938 met vlnr: Oma van Gelder, Maurits (Mautje), Hans (1932-1943) en Louis (Loutje, 1931-1944).

De Berg-Stichting
Het boek telt 12 hoofdstukken. Hoofdstuk 2 heet ‘De Berg-Stichting’ en daarin gaat het over zijn vroegste jeugd. Naast zijn ouders en broertjes vermeldt hij ook de ouders van zijn moeder, Salomon van Gelder (1881-1943) en Fijtje van Gelder-Fruitman (1880-1942). Salomon werd vermoord in Sobibor, Fijtje in Auschwitz. Die grootouders waren jonger dan zijn vader. Zijn ouders trouwden in 1930. Zijn vader (1872) was 62 toen Maurits geboren werd, zijn moeder (1905) was 29. Zij scheidden in 1937.  Maurits zegt zich daar niets van te herinneren, maar weet wel dat ze nog steeds van elkaar hielden. Hij vermoedt dat er financiële redenen waren waarom hij met zijn broertjes in 1939 in de Berg-Stichting werd ondergebracht. Maurits herinnert zich confrontaties met kinderen van NSB’ers, Rooms-Katholieken en Protestanten. Maar de laatsten knokten ook onderling.

De directeur van de Berg-Stichting, Jan Reitsema, vocht als een leeuw voor ‘zijn kinderen’, ook toen zij in Amsterdam zaten. Maar hij kon niet voorkomen dat er 48 van de 106 kinderen die in de Berg-Stichting verbleven, zijn opgepakt en vermoord. Op 20 april 2017, bij de officiële onthulling van het monument voor de Joodse kinderen in Laren, hield Maurits, vergezeld van zijn kleinkinderen Elise, Tom en Daniëlle, een toespraak die in het boek is afgedrukt.

De onderduikjaren
Het derde hoofdstuk gaat over Maurits zijn onderduikjaren in Amsterdam, de Haarlemmermeer, Lisse en Sassenheim. Uit dit hoofdstuk blijkt dat onderduikgevers hun hulp soms moesten bekopen met de dood. Ook beschrijft Maurits hoe hij een aantal keren op het nippertje wist te ontsnappen. Maar zijn broers Louis (Loutje) en Hans werden wel opgepakt en via Westerbork naar Auschwitz getransporteerd. 

Twee keer ontsnappen Mautje en andere kinderen door te schuilen in een sloot. Als ze door de NSB’er Piet van Duyn ontdekt worden in een schuur, schiet een niet-Joodse onderduiker, Kees, deze NSB’er dood en rent Willem Boogaard, een telg van de boerenfamilie waar de kinderen zitten ondergedoken, met de kinderen het bouwland in. Maurits citeert uit een interview met deze Willem in Vrij Nederland van 16 maart 1985: “Ik zat daar aan de tocht (brede sloot) met 22 doodsbange kinderen en ik kon niet voor- of achteruit. We hoorden de auto’s aankomen over de weg. ’s Middags kwamen de Duitsers het land in met speurhonden. Ik zag dat er geen redding meer mogelijk was. Ik kon maar één ding doen. De kinderen één voor één in het water zetten, tegen de walkant en ik ben erbij gaan staan. We hoorden de Duitsers praten, maar konden ze niet zien. We hoorden het blaffen van de honden steeds dichterbij komen, tot vlak boven onze hoofden. De kinderen lagen te schudden van de angst, niet te trillen, maar te schudden.” 

De tweede keer was in Sassenheim, waar de zestienjarige zoon Ton met onderduikster Alie en onderduiker Mautje na het bericht dat er een razzia zou komen de weilanden introk. Maar de Duitsers kwamen steeds dichterbij. Citaat: “Op zeker moment hoorden wij ‘Halt’ roepen en renden wij er vandoor, het land in, tot we niet verder konden, omdat een brede sloot ons de weg versperde. Wat nu? Dan maar de sloot in. IJskoud was het water. Alie wilde al naar de overkant zwemmen, maar Ton riep haar terug. Heel slim was dat. Ton fluisterde dat het beter was tussen het riet te gaan liggen, aan de kant dus. Alleen je hoofd mocht boven water uitsteken. En zo hebben we in het water gelegen tot het moment dat we niets meer hoorden. Bibberend klommen we toen op de kant. Ton, kordaat als hij was, nam ons mee, richting een bloembollenschuur. Daar stonden we dan, met kletsnatte kleren. Ik kon mijn plas niet meer ophouden. En moest steeds opnieuw plassen. Ton trok erop uit om droge kleren te bemachtigen bij, wat wij noemden, een bollenboer. Toen het licht werd en het veilig leek, zijn we op huis aangegaan. We werden direct in bed gestopt om bij te komen.”

14 april 1942: brief van vader aan moeder, inclusief uitleg voor de kinderen waarom ze geen post van moeder krijgen. Vader vertelt dat moeder rust moet houden. Hij vertelt niet dat moeder in de gevangenis zit. Maurits zegt: “Ik begrijp dat”.

Brieven van onschatbare waarde
Hoofdstuk 4 heet ‘Brieven van onschatbare waarde’. Maurits had een tante Rebecca (zus van zijn moeder) die in 1940 getrouwd was met de christelijke Leendert de Graaf en om die reden niet vervolgd werd. Citaat: “Toen tante Rebecca overleed in 1995 waren mijn nichtje Ruth en ik in haar appartement. We stuitten op een doos met opschrift ‘luchtververser’. Ruth drong er bij mij op aan de doos mee te nemen. Die doos stond weken in de gang van ons huis aan de Rodenburghlaan in Amstelveen. Ik had er weinig belangstelling voor. Tot ik de doos opende en tot mijn grote verbazing brieven aantrof, geschreven in de oorlog door opa en oma Van Gelder, mijn moeder en vader, mijn broertjes Loutje en Hans, en anderen. Het lezen begon en gaf mij het gevoel dichter bij mijn moeder, vader en mijn broertjes Loutje en Hans te komen. Het is alles wat ik van hen heb en wat ik ervaar als een ‘erfenis’. Ik maak jullie deelgenoot van deze ‘erfenis’ van onschatbare waarde.”

In dit hoofdstuk staan de data van het abrupte einde van de levens van zijn familieleden:

  • Opa Van Gelder is via Westerbork op 13 april 1943 naar Sobibor afgevoerd en op 16 april 1943 vermoord. 
  • Oma Van Gelder is via Westerbork op 6 november 1942 naar Auschwitz afgevoerd en op 9 november 1942 vermoord. 
  • Mijn vader is op 19 oktober 1942 via Westerbork naar Auschwitz afgevoerd en daar op 22 oktober 1942 vermoord. 
  • Mijn moeder is op 3 oktober 1942 in Westerbork aangekomen en op 4 mei 1943 naar Sobibor afgevoerd en vermoord op 7 mei 1943. 
  • Mijn broer Louis is op 22 maart 1931 geboren. Naar Westerbork afgevoerd 7 januari 1944. Naar Auschwitz 25 januari 1944. Vermoord 28 januari 1944. 
  • Mijn broer Hans is op 2 augustus 1932 geboren. Naar Westerbork afgevoerd 28 oktober 1943. Op 16 november 1943 naar Auschwitz. Vermoord 19 november 1943. 

De oorlog ná de oorlog
Na de oorlog (hoofdstuk 5) besefte Maurits dat hij ‘alleen op de wereld’ was. Met zijn tante Rebecca voelde hij geen moeder-kind-verhouding, hoewel hij dankbaar is voor alles wat deze oom en tante voor hem als pleegkind gedaan hebben. Hij bleek ook nog een nicht Eline van Amerongen-Cohen te hebben (dochter van een broer van zijn vader) die hem een erfenis naliet waardoor hij met zijn vrouw Joke een huis kon kopen.

Maurits schijft openhartig over zijn scheiding van Joke en Renée. “Ik vind het moeilijk om hierover te schrijven. Maar ik denk dat het goed is. Het hechten aan bijvoorbeeld een partner, bleek problematisch. Het pijnlijke scheiden van je partner laat sporen na. Vooral bij die partner. Dat doet ook je kinderen pijn. Zij vinden dat pa en ma altijd bij elkaar horen en dus bij elkaar moeten blijven. Maar ik denk dat volwassen kinderen ook begrijpen dat als er onvoldoende verbinding is tussen die ouders en er te weinig hechting is, dit om een oplossing vraagt. Ik zie het als een gebrek. Misschien had/heeft het wel te maken met een niet te lijmen breuk met mijn vader, moeder en broertjes.” 

Maurits schrijft verder dat door onderzoek van Joods Maatschappelijk Werk gebleken is dat veel Joden tientallen jaren na de oorlog gebrek aan hechting ondervonden. In het algemeen komen bij Joden tweemaal zoveel echtscheidingen voor dan bij niet-Joden. De Tweede Wereldoorlog is zeer waarschijnlijk een deel van de oorzaak. Maurits: “Ook de Joden die na de oorlog zijn geboren en opgevoed door getraumatiseerde ouders, kunnen daar mogelijk de gevolgen van ondervinden. Hechting in de vroege kinderjaren is vaak van doorslaggevende betekenis in intieme relaties. Als die hechting onvoldoende tot stand is gekomen, zijn soms later intieme partnerrelaties ingewikkelder.”

Grote vraag
In hoofdstuk 6, ‘De grote vraag naar het vergeten geweten’, behandelt Maurits de vraag hoe het mogelijk was dat de Nazi’s hun massamoord begingen en andere Duitsers het toelieten.

“Het geweten van een groot deel van het Duitse volk van toen houdt me nog steeds bezig. Eigenlijk kan ik de Holocaust nog steeds niet geloven. Toch moet ik wel. Hoe ga je om met deze werkelijkheid? Eigenlijk kan ik er niet mee omgaan. Ik ga veel uit de weg aan boeken, films enz. die herinneren aan die tijd. Toch wil ik op zoek gaan naar mogelijke oorzaken van die helse gebeurtenissen gedurende de Tweede Wereldoorlog. Want het is echt gebeurd. Meer dan 50.000.000 doden, van wie 6.000.000 Joden. En daarbij een menigte getraumatiseerde overlevenden.”

Maurits behandelt de door Duitsers ervaren vernedering na de Eerste Wereldoorlog, de crisis van de jaren dertig, de rol van de Kerken, kunst en cultuur, de natuur (Duitsers als ’woudvolk ten opzichte van Joden als ‘woestijnvolk’) en de autoritaire sfeer in Duitse gezinnen. Maar vergeving komt in verband met de Holocaust in zijn woordenboek niet voor. “Wie moet ik vergeven? Namens wie moet ik vergeven? Je kan niet spreken voor hen die er niet meer zijn. En vergeten is onbestaanbaar. Misschien is een deel van de Grote Vraag naar het Vergeten Geweten enigszins beantwoord. Het is een treurig antwoord, voor alle betrokkenen. Een verzetsstrijder in de Tweede Wereldoorlog, H.M. van Randwijk, schreef: ‘Geen andere meester dan ons geweten. Kan men zijn geweten vergeten?’ De Nazi’s konden dat.”

Werk en gezin
Hoofdstukken 7 (‘Met Joke naar Amerika 1957-1961’) en 8 (‘Werk en vakantie’) gaan over werk en gezin vanaf 1957. In 1955 werden Joke en Maurits verliefd op elkaar en in 1957 besloten ze naar Amerika te gaan. Ze hadden beiden verschillende baantjes, voordat Maurits besloot te gaan studeren om dominee te worden. In zijn onderduikperiode was hij christelijk opgevoed. In Amerika werden Becky en Michèle geboren. Terug in Nederland gingen ze verder als domineesgezin (Baptisten), eerst in Alphen aan den Rijn en daarna in Zwolle en Den Haag-Delft. 

In de laatste periode werd hij zich meer bewust van zijn Jood-zijn. “Langzaam kwam een afscheid van de christelijke kerk in zicht en trok de Liberaal Joodse Gemeente in Den Haag mij meer en meer aan. Bij terugkeer in de Joodse gemeenschap voelde ik mij thuis, na vele jaren. Ik had mijn Jood-zijn meer ervaren als iets dat behoorde tot mijn achtergrond, maar niet iets waarin ik geworteld was. Gedurende mijn onderduikperiode en de jaren erna werd ik christelijk opgevoed. Ik was er daarna vast van overtuigd dat ik als Joodse christen verder zou gaan. Maar intussen kwam een proces op gang dat leidde tot het einde van mijn werk als dominee. Mijn afscheidspreek heette: ‘Afscheid van de houten broek’ (=preekstoel). Ik kijk terug op mijn periode als dominee met positieve gevoelens. Het was een mooie tijd.”

Maurits werd eerst geestelijk verzorger van kindertehuizen en later vrijwilliger bij organisaties die psychosociale hulp geven aan overlevenden van de Holocaust. Ook richtte hij de War Trauma Foundation (WTF) op. Verder is hij betrokken bij een denktank om dialogen tot stand te brengen tussen parlementariërs van Nederland, Israël en de Palestijnen.

Maurits onthult, samen met enkele van zijn kleinkinderen, de gedenksteen voor de Joodse kinderen van de Berg-Stichting op 20 april 2017.

Nationaal Dankteken
Vanwege een sterke behoefte om de gevoelens van dankbaarheid jegens de verzetsmensen en onderduikverleners te uiten, richtte hij met vijf gelijkgestemden de stichting Nationaal Dankteken op. “Dertien maal hebben helden in die verschrikkelijke oorlog mijn leven gered. In 2024 zal er een Dankteken onthuld worden in Amsterdam, op een plaats waar 600 Joodse kinderen gered zijn. Als dank aan al diegenen die, met gevaar voor eigen leven, hulp hebben geboden aan Joodse kinderen, vrouwen en mannen. Het Dankteken krijgt een plaats tegenover het nieuw te bouwen Nationaal Holocaustmuseum. Een hartenwens zal in vervulling gaan.”

Relaties
In hoofdstukken 9 en 10 geeft hij liefdevolle portretten van zijn ex-vrouwen Joke en Renée. Hoofdstuk 11 heet ‘Vandaag’ en benoemt zijn relatie met Tineke.

Citaat: “Ik voelde me soms tijdens het schrijven van mijn geschiedenis enerzijds triest. Anderzijds blij. Triest omdat het nodig was om de verdrietige gebeurtenissen uit mijn verleden en de gevoelens die zij opriepen, op te schrijven en te delen. Erover vertellen was me nooit zo goed gelukt. Blij omdat jullie, mijn kinderen er zijn als een warm nest. Dat nest is thuisgevoel. Jullie, mijn vijf uitgevlogen kinderen, met mijn kleinkinderen en achterkleinkinderen, zijn altijd weer dichtbij. Vrijwel wekelijks hebben we contact. Blij ook, met de constante nabijheid van Tineke als liefdevolle metgezel en reisgenoot.”

Gan Hasjalom
Tot slot hoofdstuk 12: Gan Hasjalom ‘Tuin van de vrede’: “Op 12 september 2004 werd op de nieuwe Joodse begraafplaats Gan Hasjalom in Amstelveen een monument opgericht, waarop onder meer de namen zijn vermeld van Salomon en Fijtje van Gelder, jullie overgrootouders. Bovendien de namen van mijn vader Mozes Cohen en mijn moeder Betje van Gelder, jullie grootouders. En natuurlijk ontbreken de namen van mijn broers Louis en Hans niet, jullie ooms. Hier, in deze ‘tuin van de vrede’, wil ik later begraven worden. Zover is het nog lang niet. Er valt nog zoveel lief te hebben in onze mooie grote familie.”

Belangrijk
Zoals gezegd heeft Maurits Cohen het boek primair geschreven om zijn nazaten zijn levensgeschiedenis te vertellen. Het boek is echter ook voor iedereen die in de Tweede Wereldoorlog en zijn gevolgen geïnteresseerd is een absolute aanrader. Het is een helder geschreven boek, waarin de schrijver op persoonlijke wijze vertelt wat hem overkomen is en hoe dat zijn leven heeft vormgegeven. Het is heel belangrijk dat dergelijke verhalen op papier worden vastgelegd en niet verloren gaan. 

Maurits Cohen, De Erfenis
ISBN 978-90-77285-61-9
Vormgeving: Hans Schaapherder
Formaat: 17 x 24 cm. Omvang: 192 pagina’s. 
Het boek is à € 24,95 te koop via de webshop van Uitgeverij Van Wijland: https://shorturl.at/dkwOY

Monument ‘Tuin van de Vrede’ op de nieuwe Joodse begraafplaats Gan Hasjalom in Amstelveen.