Evert Pieters (1856-1932)

Evert Pieters (1856-1932)

Kunst uit het dorp van Mauve

Kunstschilder

Evert Pieters werd in 1856 in Amsterdam geboren als achtste telg in een weinig vermogend gezin. Toen hij oud genoeg was, werd hij door zijn ouders bij een huisschilder geplaatst om het vak van schilder onder de knie te krijgen en ook om de financiën in het gezin wat te verruimen. Echter, Evert droomde ervan om kunstschilder te worden.

Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 156 [2021-2]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen dit kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.

Tekst: Mary van der Schaal

Na enige tijd schreef hij zich in als cursist ‘leerling-decorateur’ in Antwerpen om een beter bestaan te kunnen opbouwen. Intussen bezocht hij in de avonduren tekenlessen aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten die in Antwerpen gevolgd konden worden en daarbij ook nog gratis waren. Hij oefende veel met tekenen naar gravures en pleistermodellen. De Academie had een goede naam op het gebied van modelschilderen en hierdoor werd een nieuwe richting aan Pieters repertoire toegevoegd. Hij ging in de leer bij landschapsschilder Theodoor Verstraete en samen trokken zij er dikwijls op uit om landschappen te schilderen. Om meer indrukken op te doen van andere stromingen in de schilderkunst ging hij in Den Haag wonen en kwam daar in contact met de mensen die ‘Haagse School’-gericht waren. Ook Pieters werd daardoor sterk beïnvloed. 

In 1883 oogstte hij zijn eerste succes met zijn schilderij: ‘Rusttijd van de houthakkers’. Dit werk had hij ingezonden naar de Hollandse afdeling van de wereldtentoonstelling in Antwerpen. Vanaf die tijd ging hij zich volledig op de schilderkunst richten. Hij ging weer in Antwerpen wonen.

Zijn volgende succes boekte hij met zijn werk: ‘Korenveld in Vlaanderen’. Ook in Parijs werd dit werk opgemerkt en beloond met een gouden medaille. Dit zelfde werk kreeg twee jaar later in Barcelona nogmaals goud. Hij trouwde in 1886 met Marie van de Bossche met wie hij eerst enkele jaren in Parijs ging wonen. Hij kreeg veel opdrachten en zijn werk werd steeds meer verkocht, vooral landschappen en stillevens in oud-Hollandse stijl.

Zijn opleiding heeft Pieters voor het merendeel in België gekregen en dat heeft hem voor de rest van zijn schildersleven gekenmerkt. Hij bleef de Vlaming en werd zelfs in zijn beginperiode geweigerd voor een lidmaatschap van de Haagse Pulchri Studio.

Door bemiddeling van Jacob Maris kwam hij later door de ballotage.

Desondanks ging de Vlaming gewoon door met zijn werk. Zocht steeds nieuwe uitdagingen. Hij zwierf door heel Nederland, werkte in verschillende steden en dorpen en vooral Volendam heeft hem veel verschillende onderwerpen opgeleverd. Verder trok hij zich nergens wat van aan. Hij maakte makkelijk vrienden en had voor ieders werk respect. Zijn losse vlotte stijl van schilderen was zeer gewild. 

In 1897 ging Pieters in Blaricum wonen en daar heeft hij een aantal van zijn grote schilderijen gemaakt. Impressionistisch met veel gevoel voor warme kleuren. Geen trieste voorstellingen maar vooral lieve boereninterieurs in zonnige warme tinten.

Zijn grootste afnemers zaten in Amerika. De boereninterieurtjes vielen in de smaak en waren niet aan te slepen. Uit dit land kwamen de meeste opdrachten. Zijn impressionistische manier van weergave en het zonlicht dat bij zijn latere werk opvallend was, gaf zijn werk een gewilde intimiteit. Zijn omgang met J.H. Weissenbruch, bekend om zijn prachtige luchten, heeft daaraan veel bijgedragen.

Na de eeuwwisseling werd Pieters ziek en voor zijn herstel ging hij naar Italië. De omgeving had daar ook weer grote invloed op zijn werk. Zijn werk werd nog lichter en er kwamen veel bloemen in voor. De schilderkunst van Pieters is moeilijk in een bepaalde stijl te plaatsen. Je kon haast in zijn werk zien waar hij zich bevond en met welke personen hij omgang had toen hij bepaalde voorstellingen maakte. In 1905 verhuisde hij naar Katwijk. Gevolg: onderwerpen als zee- en strandgezichten en boten en vissers.

In 1917 verhuisde hij eerst naar Blaricum waar hij in een boerderij aan de Angerechtsweg ging wonen. Daar had hij ook een atelier dat hij deelde met Legras. ’s Zomers ging hij werken in het atelier van een villa aan het Achterom in Blaricum. Hij kwam in contact met het echtpaar Singer en dat heeft zeker veel bijgedragen aan zijn populariteit. Hij ging in Laren wonen en heeft daar veel geëxposeerd.

Hij overleed in 1932 in Laren en is daar ook begraven. Zijn werk bevindt zich onder andere in het Gemeentehuis van Brasschaat, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen, het Gooisch Museum Hilversum, het Frans Halsmuseum te Haarlem, het Museum Barcelona en Toledo en het Singemuseum in Laren.

Bronnen: Internet, Carole Denninger-Schreuder, Singer museum Laren.