Door het ijs gezakt
Het is gebeurd op een woensdagmiddag twee jaar geleden, ik zat in de zesde klas en had nog niet veel huiswerk dus speelden we nog wel eens
buiten en vooral als het sneeuwde dan konden we heerlijk sneeuwballen gooien.
Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 107 [2009-1]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.
Corrie Goes
Voor het eten had mijn vader gezegd: “Corrie, denk erom niet op de Koeswaard hoor, ’t ijs is nog niet betrouwbaar”. “Ja, pa”, zei ik, maar ik meende er niet veel van. Na het eten ging ik naar buiten en kwam Ada Majoor tegen die naar de Koeswaard ging en ik ging met haar mee. Ineke Smit en Marijke Vos waren al op ’t ijs. Er was een gladde glijbaan waar we ons hart ophaalden. Nadat ik een paar keer op mijn … gevallen was deden we een ander spelletje, maar opeens zei Ineke: “Corrie, daar komt je vader aan” en ik er als de duvel van af. Hij keek overal en toen hij me zag stond ik al aan de kant. Hij riep me en zei: “Corrie, denk er om hoor, niet op ’t ijs!” “Nee pa”, zei ik. Hij was nog niet weg of ik was er al weer op.
Ondertussen hadden de andere meisjes iets anders bedacht. We moesten elkaar een hand geven en dan goed hard stampend van de ene kant naar de andere lopen.
Het ging de eerste keren wel goed al kraakte het ijs. Maar opeens… krak, daar lagen we met zijn vijven in ’t water. Ik was aan de binnenkant en ’t dichtst bij de boom, daar was ’t ijs ’t dunst. Marijke Vos en haar zusje waren er al gauw uit, Ineke lag bovenop een ijsschots te spartelen, maar die hadden ze er ook al gauw uitgehaald, uiteindelijk kwam ook Ada er met hortjes en stootjes uit. Ik klauterde op ’t ijs maar dat brak af en daar lag ik weer in ’t water. Ik probeerde ’t nog eens, ik lag er bijna helemaal op, nog een been, maar… krak zei ’t ijs weer en weer plonsde ik terug. Ik kon haast niet meer. Er kwam iemand met een stok aan en trok me eruit. Toen ik aan de kant kwam kon ik haast niet meer staan. Ik was zo zwaar, ik had een loden jas aan en ’n paar laarzen die vol met water waren gelopen. Op de kant stonden mensen te schreeuwen: “hierheen niet de kant van de boom op”. Ik greep ’n schots vast en kwam wat vooruit naar de andere kant.
Een broer van Ada kwam gelukkig helpen, ik kreeg van een vrouw een pets om m’n oren en ze zei: “Dat is je eigen schuld en nu gauw naar huis anders bevries je nog”.
Ik durfde niet goed, want mijn vader had me ’n paar minuten geleden gewaarschuwd en daarom nam ik Ada maar mee naar huis, dan kreeg ik tenminste niet zo erg op mijn kop.
Toen ik huilend en druipnat thuis kwam wist hij meteen wat er gebeurd was .”Dat is nu je straf”, zei hij. “Ga vlug zitten, dan zal ik die laarzen van jullie uittrekken”. Toen we ons verschoond hadden, moesten we met ’n paar warme kruiken naar bed.
Bij Ada thuis wisten ze al gauw wat er gebeurd was. Haar vader kwam haar ’s avonds halen.
De volgende dag durfde en ging ik niet meer op ’t ijs. Het was ’n goede les voor me geweest.
Uit mijn opstelschrift van 1956/1957