De torens van de Basiliek
Als jonge jongen oefenden de twee hoge torens van de basiliek een bijzondere aantrekkingskracht op mij uit. Wat zou het leuk zijn om helemaal naar boven te klimmen. Nou zo bijzonder was dat natuurlijk ook weer niet, want welke jongen wil dat nou niet graag? Liever een toren dan een gewone boom op de Brink.
Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 105 [2008-3]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.
Arnold van Kessel
De man aan wie ik het moest vragen was de koster en die zag ik heel veel, want ik was al sinds heel jonge leeftijd een trouw misdienaar. Maar dat nam niet weg, dat ik aan de koster niet zo maar durfde vragen om de torens te mogen beklimmen. Ik was toch al erg verlegen. Er was geen sprake van, dat ik de koster met Henk zou durven aanspreken. Er waren misdienaars, die dat al wel deden. En “mijnheer de Leeuw” was voor mij ook geen optie. Dus ik draaide er maar zo’n beetje om heen als ik iets moest zeggen of vragen. Maar toch heb ik een keer met een rood hoofd gevraagd of ik de torens in mocht. Hij vond het nog goed ook en daarna heb ik gewoon aangenomen, dat hij het de andere keren ook wel goed gevonden zou hebben. Dus heb ik de torens meerdere keren van binnen kunnen zien.
De eerste keer vertelde de koster mij welke deur achter in de kerk ik in moest gaan. Die bleek gewoon open en later ook. Dat was dus gemakkelijk. Ik begon in de toren aan de kant van de pastorie tot halverwege. Want daar was een overloop met 3 langwerpige raampjes, waardoor je naar de andere toren kon lopen. Natuurlijk was het uitzicht erg mooi. Je kon ver kijken. Maar als jongen wil je eerst naar boven, naar de klokken en – als het kan – nog hoger.
Ergens onderweg had je een mogelijkheid om de golvende bovenkant van de gewelven over de hele lengte van de kerk te zien. Een prachtig gezicht al dat ruwe metselwerk. Doodstil was het daar en dan opeens vloog er een vogel met veel gefladder de gewelven in tot hij in de verte ergens bij het priesterkoor weer verdween. Hoe kwam de vogel daar, vroeg ik mij af. Heel imposant, maar ik wilde toch liever verder. Hoger en hoger. Dan kwam je bij de klokken. In de linker toren hing de zware Hubertus. De naam was gegeven als herinnering aan burgemeester Hubertus Van Nispen van Sevenaer. In de andere toren hingen de kleinere klokken: de Theodorus ter herinnering aan de bouwpastoor Theodorus Hendriks, de Johannes en de Maria. De klokken waren er in 1947 geplaatst. In de oorlog hadden de Duitsers de oude klokken geroofd en omgesmolten voor oorlogsdoeleinden. Niet voor kanonnen, zoals vaak ten onrechte wordt gedacht, maar voor tinnen etensbakjes voor de soldaten aan het front. Nog altijd is aan het buiten metselwerk te zien, waar de klokken uit de torens zijn gehaald en de nieuwe zijn ingebracht.
Dan kwam je na heel veel treden bij de galmgaten. Koud was het er altijd en het tochtte er vreselijk. Logisch want van 4 kanten kwam de wind door de galmgaten binnenstormen. En regelmatig werden je trommelvliezen geweld aangedaan als de klok ging slaan. Je hoorde het geweld overigens al ruim van tevoren aankomen, dus je kon bijtijds je vingers in je oren stoppen. Alles knarste en piepte en stangen en staven begonnen te bewegen. Dan zag je ineens de hamer omhoog gaan en met een ferme tik tegen de klok aankomen. Indrukwekkend, vooral als het 12 uur was. Wat ik niet begreep waren die domme duiven. Het miegelde ervan. Elk kwartier verstoring in hun rust door die klappen. En toch maar weer terugkomen door de galmgaten en ook nog de boel bevuilen. Want het was er één grote wit/zwarte mesthoop op de klokken, onder de klokken, op de klokkenstoel, op de houten vloer en eigenlijk overal. Rustig was het er bepaald niet. Maar ze zullen het wel gezellig gevonden hebben. Zo te zien aan het vuil werden ze hoogstzelden gestoord door mensen, denk ik, maar een heel enkele keer wel door een nieuwsgierige blonde jongen, die er niet over dacht om ook maar iets schoon te maken.
En ik kon nog hoger. Via een leertje klom ik verder tot helemaal onder de spits. Daar waren vier deurtjes. En die konden open. Dat deed ik wat graag. Even rustig zitten op de planken vloer. Een prachtig uitzicht over het hele Gooi, het IJsselmeer, bossen en heide, andere torens op afstand zoals de Vitus van Hilversum en de Dom van Utrecht en in een vaak wazige horizon ook onbekende grijze torens. En vlak onder mij begluurde ik zomaar zusters Dominicanessen in hun hoog ommuurde tuin. Verder keek ik over heel Laren heen. Kleine auto’s in de goed herkenbare straten. En ik zag bij mijn ouderlijk huis naast de kerk mijn zusjes in de tuin. Ik schreeuwde naar beneden en onmiddellijk keken de meisjes naar boven. Ik was verbaasd, dat het geluid zo ver kon dragen.
Ik ben wel eens een beetje benauwd geweest, dat de koster de deur beneden op slot zou doen als ik in de torens was, maar dat is gelukkig nooit gebeurd. Want wie zou mij dan bevrijden? En zo had ik diverse malen toegang tot een hoog en boeiend heiligdom, dat voor een jongen van mijn leeftijd heel erg indrukwekkend was. Ik ben de koster er nog dankbaar voor. Hij heeft nooit geweten, dat ik meerdere keren van die ene toestemming gebruik heb gemaakt. Zou de pastoor het wel goed gevonden hebben?