De dubbele
U zult toch ook wel een landstreek, een stad of een dorp hebben, waarop U verliefd bent? Zo ben ik verliefd op ’t Gooi en in het bijzonder smoorverliefd op het dorp Laren, dat midden in ’t Gooi ligt. Ik kan het niet helpen. Het is al heel vroeg begonnen, ik was amper zes jaar. We gingen ieder jaar op vakantie met de Gooise stoomtram vanuit Amsterdam naar Laren, waar die stoomtram met een zucht van verlichting uiteindelijk stilhield in het hartje van het dorp vlakbij de hertenkamp. Drie weken lang zwierven we rond in het dorp, beklommen de Tafelberg, de Sijsjesberg en vermaakten ons hele dagen in het wat drabbige water van het vennetje op het Mauvezand. ’s Zondags gingen we naar de basiliek waar een gigantisch koperen beeld van Sint Jan de Doper ons angstwekkend maande tot boete en berouw. De basiliek staat er nog, gerestaureerd, maar van het Sint Jansbeeld krijg ik nog de kriebels.
Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 94 [2005-4]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.
Ge de Vre
De aloude Brink is er nog precies als een halve eeuw geleden. Diverse oude boerderijen zijn er ook nog, welhaast ongeschonden maar het aantal villa’s is aanmerkelijk toegenomen, evenals het aantal winkels. Dat zijn overigens geen gewone dorpswinkeltjes meer. Het zijn nu boetieks, shops voor luxeartikelen, de meest modieuze kleding- en zelfs de boek- en tijdschriftenwinkels ademen een geur van voornaamheid.
Laren is een luxe dorp geworden met echte stoplichten, maar toch knus en gezellig. Als U er nog nooit of maar heel weinig bent geweest, beschouw dit dan als een fout in Uw opvoeding. Ook nu nog gaan we regelmatig naar Laren. Daar wandelen we wat rond en vergapen ons daarnaast aan de fraaie inhoud van de etalages. We bezoeken vanouds bekende plekken en snuffelen wat nostalgie op. Steevast nuttigen we een pannenkoek in het pannenkoekenhuis tegenover de basiliek. Mijn vrouw een hartige en ik een mierzoete met bruine suiker, stroop en zoete appelen. Iedereen zal wel zo zijn afwijking hebben.
Zo zaten we daar enkele weken geleden, voor het raam heerlijk te smikkelen van onze pannenkoek toen de deur langzaam openging en een zeer oude baas binnen strompelde. Een pet, die zeker al tientallen jaren alleen vallend regenwater had gezien, bedekte zijn hoofd. Wat er verder nog van zijn gezicht was te zien, was absoluut niet in verband te brengen met zeep of Madonna. Het mannetje liet zich aan ons tafeltje op een stoel zakken, lichtte zijn pet op bij wijze van groet en slaakte een zucht, die ergens onder uit zijn afgetrapte schoen scheen te komen: Ik hoop, dat jullei ’t niet errig vin da’k hier ga zitte. Dan ken ik me fiets in de gate houe. Kijk, wet-U wat ’t is, vorige maand hebbe ze me fiets gestolen. Nou heb ik een andere bij Jan Majoor gekocht, ook een ouwe en daar let ik nou errig goed op, want de hele wereld loop vol met dieve
Met een hoofdknik beaamden wij zijn stelling. Inmiddels kwam het dienstertje zijn bestelling opnemen. Daaruit bleek wel heel duidelijk dat hij kind aan huis moest zijn. Kijk, wet U wat ’t is vervolgde hij zijn verhaal, ik bin al tweeen-tachetig en ik ken niet zonder fiets. Ik heb me hele leven een fiets gehad. Vroeger had ik ‘m nodig om de blaje te bezorgen en nu omdat ik niet meer zo best stap. Kijk, want ik heb een dubbele breuk en de dokter vindt ’t niet nodig om te opereren. Ja ik woon al tien jaren al-e-n ‘g-: Me vrouw zaliger is gestorven. En met die dubbele breuk valt het helegaar niet mee als je tweeen-tachtig bent. Maar ik ken Laren helemaal. Veur de oorlog heb ik jarenlang de blaje rondgebracht. De Katholieke Illustratie en de Beatrijs. Ze kosten toen twaalf-en-halve cent. Af en toe was er een boek bij. Dan had je weer een extra centje. Dat was toch zwaar werken. Vooral as de blaje dik waren en er een boek bij was. Dan mos ik soms wel twee keer op een dag naar huis om nieuwe te halen. En dat met die dubbele breuk. Ik woonde toen nog met mjn vrouw zaliger en met mijn dochter. Maar die woont nu in Hilversum. Ik woonde nog steeds in me ouwe huissie, ja ja, met mijn dubbele breuk, twee-en-tachtig jare al.
En zo ging het verhaal nog een hele tijd door Heel Laren kwam eraan te pas. We hoefden niet veel te zeggen, hij had ’t woord en gaf het niet meer af. Kom, juffie, bedankt voor de pannenkoek, ik ga maar weer eens. Kijk, wet-u wat het is, ik heb geen licht op die fiets en het begint al te donkere. Nou ajuus.” Voorzichtig, zeker vanwege zijn dubbele breuk, hees hij zich uit zijn stoel omhoog en strompelde naar de deur. Tweeen–tachetig hoorden we hem nog mompelen voor de deur langzaam achter hem dicht ging. Door het raam zagen we hem nog stuntelen met zijn fietssleuteltje. Dan liep hij langzaam weg, het dorp in waar hij elke straat kende.