Herinneringen aan het gemoedelijke & toegankelijke St. Jansziekenhuis

Herinneringen aan het gemoedelijke & toegankelijke St. Jansziekenhuis

Na het lezen van een stukje geschiedenis over het Sint Jans ziekenhuis in nr. 165 komen bij mij vele herinneringen boven over de gemoedelijkheid en toegankelijkheid uit de tijd van de ‘nonnetjes’ die er de scepter zwaaiden. Dit was de tijd dat mijn vader (geboren 1904) daar werkte tot aan zijn 75e jaar, de jaren na zijn pensioen als vrijwilliger.

Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 166 [2023-4]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 9,50 per stuk in de Lindenhoeve en bij Bruna te koop, zolang de voorraad strekt.

Tekst: Ank van der Veer* 

“Ik ben Ankie van der Veer, jongste dochter van Jaap van der Veer van het Sint Jansziekenhuis.” Dat was mijn antwoord als men mij vroeg ‘van wie ben jij er een?’ Dat was voldoende. Want niet alleen Piet Hilhorst, collega en vriend van mijn vader, was steun en toeverlaat van de zusters, ook mijn vader Jaap, die aanvankelijk werd aangenomen als loodgieter, werd al snel de duizendpoot van St. Jan voor de zusters, de dokters en inwonend personeel. Hij repareerde alles, had een werkplaats achter in de tuin met een assortiment aan schroefjes, moertjes en van alles waar de winkel ‘Kerkhof’ jaloers op kon zijn. Alles gerecycled en herbruikbaar gemaakt, waardoor hij alles kon repareren. 

Ook stond hij klaar om de nonnen bij te staan bij ernstige vervuilde patiënten, onder de vlooien en soms met sokken aan die moesten los worden geweekt van het vuil. Inwoners die soms jaren alleen woonden en geen hulp vroegen. Natuurlijk waren er buren die voor een potje eten zorgden, maar met de hygiëne bemoeide men zich niet, totdat de arme stakkers niet meer van bed opstonden en de dokter er werd bijgehaald en vervolgens het ziekenhuis en de nonnetjes zich over hen ontfermden. 

Ook mijn vader had de ‘amandel-patiëntjes” op schoot als dat nodig was en in het weekend nam míjn vader de stookdiensten van Piet Hilhorst soms over, zodat die ook eens met zijn grote gezin op pad kon. 

Mijn vader als Sinterklaas in St. Jan.

Brullende kachels

Als kind ging ik ná de kerk, voor op de fiets (in een ijzeren stoeltje) met hem mee, waar ik angstig bij de ingang van de kelder bleef kijken naar de brullende enorme kachels, stiekem was ik trots op mijn stoere vader dat hij dat durfde. Of ik mocht in de keuken bij de zusters de eigen gebakken koekjes proeven, dat was feest. Ik mocht mee naar de mooie kapel, de serene rust en de geur van wierook en kaarsen vond ik heerlijk.

Mijn vader sloot zuurstofflessen aan en repareerde de kranen, leidingen als er lekkage was, maar verhuisde ook de bedden indien nodig, repareerde of maakte zelfs een kast, tafel of stoelen, ook bij de doktoren thuis. Hij verving sloten of laste kapotte pannen en ketels. Eigenlijk alles wat je maar kunt bedenken, want ook het afleggen van de doden was soms zijn taak. Hij deed het allemaal. 

Overdag had hij een keurig gesteven donkerblauw jasje aan en in de avond zat hij ‘aan de poort’ bij de ingang in precies zo’n stijf gesteven jasje maar dan van rood/witte streepjes. Zijn dikke bos haar keurig gewassen en gedroogd met behulp van een nylonkous van mijn moeder, waar hij een mutsje van maakte dat het weerbarstige haar in keurige golfjes legde. Brillantine erin en hij kon de bezoekers netjes ontvangen en wegwijs maken van half 8 tot 9 uur in de avond. Dan was het bezoekuur voorbij en maakte hij zijn rondje, sloot de ‘poort’ af en keerde huiswaarts. In de avond was hij meneer Van der Veer. Overdag was hij gewoon Jaap.

Mijn ouders, ik denk in de jaren ‘50.

Lekkere lucht

Ik mocht als kind een kijkje nemen in het laboratorium en als het rustig was dan liet de lange laborant mij door een microscoop kijken naar glaasjes waar wat op zat (poep of bloed) en kon ik de wonderen van al dat gepriegel aanschouwen. Vreemd genoeg vond ik de lucht van ether en lysol lekker en voelde ik mij er thuis als ik mijn pa op ging zoeken op zijn werk. 

Dikwijls was hij in zijn werkplaats die hij met Jaap Pieper, de tuinman, deelde en waar naast gelegen het varkensverblijf stond, met twee prachtige, dikke varkens, die hun schoonheid behielden door de modderbaden achter de werkplaats. Soms mocht ik ze voeren, zij hadden een heerlijk leven, totdat het tijd werd dat zij werden geconsumeerd. Daar werd niet moeilijk over gedaan, het hoorde bij het leven.

Ome Piet en Tante Riekie

Piet Hilhorst en vader Jaap waren ook bevriend en er werd menig kaartje gelegd in de vrije avonduren met hem en zijn vrouw bij ons thuis. Voor mij waren het Ome Piet en Tante Riekie. Soms mocht ik in hun tuin de vier oudste kinderen zoet houden als tante Riekie moest rusten als er een nieuw kindje op komst was. Ik wilde in mijn zeer jonge jaren kleuterjufrouw worden en zo kon ik mooi oefenen. We speelde schooltje en vanzelfsprekend was ik de juf en we deden alleen maar leuke dingen. Ik kwam op mijn ‘vliegende hollander’ die ik voor de deur parkeerde, dat kon toen in de jaren vijftig nog gewoon.

Collega’s van mijn vader ter gelegenheid van 25 jaar huwelijk. Van af linksboven: ‘ome’ Piet Hilhorst, mevrouw Pieper, 2x onbekend, Jaap Pieper en ik als 12-jarige. Schrijvend is ‘tante’ Riekie Hilhorst.

Sinterklaas

Vader Jaap mocht ook de wit kanten onderrok (de albe), de soutane en de mijter van Sinterklaas lenen rond de tijd dat de goedheiligman in Nederland arriveerde. Keurig gesteven door de zusters lag alles klaar om die belangrijke rol op zich te nemen, want de goedheiligman had zelf geen tijd. De staf had hij zelf gemaakt van een dikke koperen buis met een prachtig uit hout gesneden krul erop. (In Eemnes nog jaren gebruikt door de goedheiligman daar, waar ik het ‘kapsel’ van de Sint en zijn Pieten verzorgde. Dit terzijde!) 

Wat een gezelligheid in het hele ziekenhuis, overal liepen zusterpieten, (verpleegsters), kamer voor kamer werd aangedaan. Omdat deze Sinterklaas ook echt iedere Laarder kende, kwam er geen eind aan de dag, want na de rondgang werden in de grote hal alle kinderen van het personeel en de doktoren ook nog onthaald en verrast met een echt cadeautje. Ik kreeg ieder jaar een boek, want ik las erg graag, en een chocoladeletter. Teleurgesteld, maar ook trots was ik toen ik, 9 jaar oud, van de zusters naar de refter mocht, want daar zat Sinterklaas koffie te drinken en te rusten voor de volgende ronden, niet wetende dat de te kleine knellende mijter mijn vader hoofdpijn had bezorgd en hij deze ter verlichting even had afgezet. (Het haar van Sinterklaas zat vastgenaaid aan de mijter). Het sprookje van Sinterklaas was voor mij voorbij. Later heeft ‘ome’ Piet de taak van de Sint overgenomen en was ik te oud om daar nog bij te zijn.

Grebbeberg

Welk jaar precies mijn vader daar ging werken weet ik niet, maar mijn grote zus heeft er haar blindedarm achtergelaten in 1943, het jaar dat ik geboren ben. Toen werkte hij daar al en kreeg mijn zus, toen tien jaar oud, nog lang eten van de nonnetjes om aan te sterken, zo weet ze te vertellen. Mijn vader is er komen werken nadat hij was teruggekeerd van de Grebbeberg, waar hij heeft gevochten. Een traumatische ervaring, omdat hij en een kameraad uit Ankeveen als enige overlevenden van hun eenheid zijn teruggekeerd. Hij heeft er nooit over gesproken.

Feestje in St. Jan toen mijn vader 25 jaar in dienst was. Ik weet geen datum.

Vertrouwen

Mijn vader was een bescheiden, gelovig man, waardoor hij het vertrouwen van de nonnen en de congregatie had en als enige man de kamertjes van de zusters mocht betreden. Uiteraard alleen, niet met de bewoonsters, want het was immers verboden voor de nonnen om met een man alleen te zijn. Dikwijls moest er een stopcontact vernieuwd worden of een lamp gerepareerd, dat mocht alleen Jaap. 

Rustig, fluitend op zijn fiets, ging hij dagelijks van huis naar het werk en van werk naar huis, tot eind jaren zeventig. Hij was altijd voor de zusters bereikbaar. Als de stroom uitviel, Jaap was er, lekkage, Jaap was er, als er bloed moest worden gegeven voor een patiënt, Jaap gaf bloed, wat hem menig keer een bloedvergiftiging heeft bezorgd, gelukkig altijd goed afgelopen. Als kind zag ik de rood-blauwe streep op zijn arm die langzaam richting hart trok en hij in allerijl terug moest voor medische hulp, hij werd er niet koud of warm van, het hoorde er allemaal bij. 

Na zijn pensioen hield hij zijn plek in de werkplaats achter in de St. Janstuin en was hij er bijna nog dagelijks te vinden. De nonnetjes konden zijn veelzijdige kennis niet missen. Ook voor het inwonend personeel bleef hij van alles repareren, gewoon omdat hij het leuk vond. Voor een pakje Oldmac kon je van zijn hulp op aan. 

Juist omdat hij zo bescheiden was, weten veel mensen niet wat hij er allemaal deed, veel mensen kenden hem alleen als de portier van St. Jan.

Ook mijn zus is daar haar carrière, na een uitstapje van twee jaar Australië, begonnen, na haar opleiding voor rōntgen-medewerkster. Dit bleef zij totdat het ziekenhuis werd opgeheven.

Nooit vergeten

Ik vergeet het nooit, die gemoedelijkheid, die lieve nonnetjes. Mijn moeder is er vele malen geopereerd en zeker ook dankzij de goede verzorging 97 jaar geworden, gezond van lichaam en geest.

Mijn twee kinderen zijn daar geboren en mijn vader werd er vertroeteld toen hij ernstig ziek werd. Hij is er uiteindelijk gestorven in 1982 en een mooier einde was er voor hem niet denkbaar na zoveel jaar in zijn St. Jan.

*) Ank van der Veer (1943) was de jongste in het gezin van Jaap van der Veer, dat uit vijf personen bestond: vader, moeder, broer, zus en zijzelf als nakomer.

Drie generaties op de ‘vliegende hollander’. 
Midden: mijn zus er achter, ik zit op de duozit en mijn neefje achter het stuur, 1950. 
Links: mijn zoon en dochter, 1979. 
Rechts: Twee kleinkinderen die het ook nog leuk vonden. De rest vond het apparaat te ‘ingewikkeld’, kreeg de techniek niet snel genoeg onder de knie en hield het voor gezien, 2018.