Reactie oud-burgemeester Th. Hendriks – opnieuw ‘Het gat van Hamdorff’
Zoals HKL-voorzitter Bas Holshuijsen in zijn column in het vorige nummer meldde, heeft oud-burgemeester Th. Hendriks (burgemeester van Laren van 1-1-1981 tot 1-12-2001) in een aantal brieven in februari en maart aan hem laten weten zich onheus bejegend te voelen door het artikel over het gat van Hamdorff in nummer 159. De daarop ontstane briefwisseling leidde niet tijdig voor nummer 160 tot een artikel waarin de bezwaren van de heer Hendriks waren verwoord en waarop wij konden reageren.
Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 161 [2022-3]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 9,50 per stuk in de Lindenhoeve en bij Bruna te koop, zolang de voorraad strekt.
Tekst: Th. Hendriks, Bas Holshuijsen en Wim Keizer (inleiding)
Wij hadden hem na zijn eerste brief aangeboden die brief, eventueel met aanvullingen of wijzigingen, als ingezonden stuk te plaatsen. De heer Hendriks maakte daarvan geen gebruik. Vervolgens hebben wij aangeboden zijn bezwaren tegen het artikel te verwoorden in een concept-artikel. Op zijn verzoek hebben wij dat concept aan hem voorgelegd met het verzoek tijdig voor het ter perse gaan van nummer 160 te reageren. De heer Hendriks liet weten meer tijd nodig te hebben en op een aantal punten nader juridisch onderzoek noodzakelijk te vinden. Vandaar dat zijn bezwaren niet waren opgenomen in nummer 160.
In een e-mailbericht van 20 juni 2022 aan HKL-voorzitter Bas Holshuijsen liet een advocaat namens de heer Hendriks weten rectificatie en schadevergoeding te eisen. Onze voorzitter heeft in een reactie laten weten daar niet op te zullen ingaan. Gezien de mogelijkheden die de heer Hendriks al geboden waren en gezien het feit dat wij zijn kritiek op meerdere punten niet, maar op één punt wel onderschrijven, was ons niet duidelijk wat de heer Hendriks van de HKL verwachtte. Vervolgens stuurde de heer Hendriks de HKL-voorzitter een brief d.d. 29 juni waarin hij meedeelde dat die als ingezonden stuk geplaatst mag worden.
Hieronder is de tekst van de brief integraal opgenomen, alsmede hieronder een reactie van Bas Holshuijsen. Deze reactie is inhoudelijke gezien ongeveer hetzelfde als datgene wat wij de heer Hendriks eerder lieten weten en geeft juridisch gezien de essentie weer van wat Bas Holshuijzen de advocaat van Hendriks heeft laten weten.
Reactie van Bas Holshuijsen
Wat zijn eerste punt betreft heeft de heer Hendriks volkomen gelijk dat het de burgemeester staatsrechtelijk gezien vrijstaat om een van de overige leden van het college afwijkend standpunt in te nemen. De burgemeester mag een afwijkend standpunt innemen en daar is staatsrechtelijk gezien niets dubieus aan, zoals Hendriks terecht schrijft. Iets anders is dat een burgemeester niet via democratische weg gekozen is en dus géén stem heeft als de raad tot stemming overgaat. Dat past ook niet bij de onpartijdige/onafhankelijke positie van de burgemeester als voorzitter van de gemeenteraad.
In het college van B en W heeft de burgemeester een eigen stem en in de raad heeft hij een raadgevende stem. Het is met het oog op dit laatste punt waar de heer Hendriks naar de mening van de coalitiepartijen en een raadsmeerderheid (veel) te ver doorgeschoten was in het actief uitdragen van zijn afwijkende mening, daarin aangemoedigd door, zoals de Gooi- en Eemlander op 13-1-1992 schreef, ‘talrijke schriftelijke en mondelinge steunbetuigingen’. Wat daar ook van zij, dat maakt de juridische, staatsrechtelijke positie van de oud-burgemeester niet dubieus.
De heer Hendriks schreef in een eerdere brief dat een door de Koningin benoemde bestuurder zich niet laat chanteren en dat, als dat wel het geval is, de Koninklijke weg van onteigening dient te volgen. Dat is zijn mening. Het beschikbare archiefmateriaal laat geen andere conclusie dan dat het toenmalige college van B en W en de gemeenteraad het niet eens waren met Hendriks. De door hem voorgestane Koninklijke weg van onteigening is niet gevolgd. B en W en de gemeenteraad hebben gekozen voor een andere oplossing. Dat blijkt uit het bestaan van het appartementencomplex op het Hamdorff-terrein met winkels en de supermarkt, waarin thans Jumbo is gevestigd. Uiteraard staat het de heer Hendriks vrij bij zijn standpunt te blijven dat de weg van onteigening gevolgd had moeten worden en ‘het (afgedwongen) herenakkoord te laten voor wat het is’. Feit is dat democratisch gekozen volksvertegenwoordigers destijds zijn voorgestane weg niet hebben gevolgd.
Het artikel van Cees Meijer is gebaseerd op het materiaal dat hij vond in het archief van de HKL. De passage over de verantwoordelijkheid voor het afbraak- en sloopbeleid is vrijwel letterlijk gebaseerd op een artikel van 13-1-1992 uit de Gooi- en Eemlander, met de kop ‘Het gewicht van een politiek lichtgewicht’. Daar staat niet in dat Hendriks verantwoordelijk was voor het afbraak- en sloopbeleid en de bouw van de Postkoets, maar dat men hem er in het opgekropte ongenoegen bij de telefonische enquête ‘als hoofd van de gemeente’ als de eerstverantwoordelijke voor beschouwde en hem ‘een slappe en ijdele kerel’ noemde. Het is dus nadrukkelijk niet zo, dat de HKL de heer Hendriks de komst van de Postkoets verwijt. Dat men destijds de heer Hendriks – ten onrechte – dat verweet, valt de HKL niet te verwijten. Dat geldt ook voor de verwijten op de persoon die heer Hendriks naar zijn hoofd geslingerd kreeg – toen men hem een ‘een slappe en ijdele kerel’ noemde. De auteur vraagt zich in zijn bijdrage juist af wat de oud-burgemeester daarop nu had moeten antwoorden.
De aard van de publicaties in het Kwartaalbericht is historisch beschrijvend. De mate waarin uitlatingen steun vinden in de feiten, is een belangrijke toets voor de vraag of een publicatie al dan niet is toegestaan.
De publicatie waar het hier om draait bevat geen nieuwe feiten, suggesties of verdachtmakingen dan die waarvoor steun te vinden is het beschikbare feitenmateriaal. De juistheid van die feiten hoeft niet steeds onomstotelijk vast te staan. Ook hoeven niet steeds alle nuances te worden vermeld bij die feiten. Relevant in dat kader is dat een van de toenmalige wethouders, de heer F. Bierlaagh, ook gereageerd heeft op het artikel ‘Het gat van Hamdorff’ (in nr. 160). De strekking van zijn bijdrage is juist, dat het een goed geschreven, ruim gedocumenteerd artikel is met enkele nuances voor wat betreft zijn rol als wethouder.
De publicaties in het Kwartaalbericht geven feiten weer en meningen van anderen, zoals die uit de aangehaalde bronnen blijken. Dat de heer Hendriks een andere mening is toegedaan en zich gegriefd voelt, betekent niet dat dus sprake is van onrechtmatig handelen op grond waarvan in rechte met succes rectificatie en schadevergoeding gevorderd kan worden. De HKL betwist nadrukkelijk onrechtmatig gehandeld te hebben en meent dat van een publiek figuur als een burgemeester verwacht mag worden dat hij een dikkere huid heeft. Bovendien roept het standpunt van de heer Hendriks bij de HKL de vraag op waarom hij dan niet destijds tegen de publicaties in de krant heeft geageerd door verbod van publicatie of rectificatie te vorderen. Hoewel het onderwerp destijds actueel was, heeft hij dat toen kennelijk niet – althans in elk geval niet met succes – gedaan. Daardoor zijn bronnen tot stand gekomen, aan de hand waarvan bedoelde publicatie in het Kwartaalbericht is geschreven. Dat Cees Meijer gebruik heeft gemaakt van die bronnen valt hem niet te verwijten. Daarbij staat het de auteur vrij om de geschiedenis te duiden en daarmee zijn mening te geven. Dat de heer Hendriks een andere mening heeft, doet niets af aan de vrijheid van de auteur, HKL of u om daarover een eigen mening op na te houden.
Afsluitend betreuren wij het zeer dat de heer Hendriks meent in het artikel onheus bejegend te zijn. Oud-burgemeester Hendriks en onze redacteur en historicus Cees Meijer kennen elkaar niet. Het was zeker niet de bedoeling een oneerlijk verhaal te maken en zijn rol op incorrecte wijze weer te geven. Het is jammer dat de heer Hendriks die indruk heeft gekregen. υ
Bas Holshuijsen, voorzitter HKL
Brief Th. Hendriks 29 juni 2022
Mijnheer de Voorzitter,
In navolging van mijn eerdere correspondentie met U inzake het ‘gat van Hamdorff’
deel ik u het volgende mede.
Van mijn aandeel in het door U voorgestelde concept-artikel, dat U eenzijdig aan mij hebt aangeboden te publiceren zal ik om mij moverende reden geen gebruik maken. Ik heb U medegedeeld dat nader juridisch onderzoek op 3 onderdelen zou volgen. Het resultaat daarvan hebt U ontvangen. Voor de hieronder genoemde onrechtmatige foute/onjuiste
beweringen zou het U sieren als u dat erkent en de bewuste passages rectificeert.
Dat is wat ik bedoel met uw eigen verantwoordelijkheid, die u nu eenmaal niet kunt ontlopen, want de feiten staan onomstotelijk vast.
In tegenstelling tot wat u beweert in uw e-mail aan mijn advocaat d.d. 22 juni 2022 bevatten bedoelde publicaties wel degelijk nieuwe beweringen, dan in de geraadpleegde bronnen te vinden zijn en hebt u de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer betaamt niet in acht genomen. De fout in de onder 2) genoemde bron daarenboven hebt u zonder te
controleren integraal overgenomen.
De hierboven onomstotelijk vaststaande foute/onjuiste beweringen in uw artikel zijn:
1) Schrijver acht mijn minderheidsstandpunt vanuit staatsrechtelijk perspectief een dubieuze positie. Hier tast hij mijn (beroeps)eer en goede naam aan! Een minderheidsstandpunt is een democratisch recht van elk lid van het college van b en w. Daar is dus niets dubieus aan. Een minderheidsstandpunt dat overigens hoofdzakelijk gebaseerd was op het standpunt van Albada Jelgersma dat hij het gat niet wenste te bebouwen als hij geen supermarkt in Laren kreeg. De gemeente kan n.l. geen bouw afdwingen. Voor dat standpunt, dat men als een ernstige bedreiging kan opvatten (zien) ben ik in elk geval als door de Kroon benoemde burgemeester niet gezwicht. Hier trekt de lezer maar zijn eigen conclusie.
2) De bouw van de ‘Postkoets’ heeft plaatsgevonden vóór 1 januari 1981, datum van mijn indiensttreding als burgemeester van Laren.
3) Ik zou mijn gram halen naar Albada Jelgersma. Het betreft hier twee meningen.
Deze passage geeft geen enkele aanleiding tot uw conclusie.
In alle drie gevallen geeft dhr. Meijer als journalist zijn mening en niet als schrijver van de geschiedenis van Laren. Hij heeft hier de grondregel van de journalistiek: het recht op hoor en wederhoor niet toegepast. Wat de sloop van Hamdorff betreft is algemeen bekend dat die heeft plaats gehad eveneens vóór 1 januari 1981.
Ik geef U hierbij toestemming om deze brief, zoals bij U gebruikelijk is en zo u mij ook
mededeelde, te plaatsen als ingezonden reactie in Uw Kwartaalbericht.
Tot slot: ik ben het helemaal met Uw credo eens: “De Larense Historische Kring bestudeert, conserveert en etaleert de geschiedenis van Laren”! Maar dan wel op basis van juiste
beweringen en [geen – wk] onnodige krenkingen van personen. Het zich verschuilen achter uitgerekend deze bron vind ik niet in overeenstemming met de statuur van Uw stichting.
met groet,
Th. Hendriks, oud-burgemeester van Laren en ere-burger van dit mooie dorp.