Herman Justus Kruyder (1881-1935)

Herman Justus Kruyder (1881-1935)

Kunst uit het dorp van Mauve

Herman werd geboren in 1881 te Lage Vuursche. In 1884 verhuisde het gezin naar Baarn waar Herman toen hij de leerplichtige leeftijd had bereikt, de nieuw gebouwde Oosterschool bezocht. Pa Kruyder was daar directeur van. 

Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 164 [2023-2]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 9,50 per stuk in de Lindenhoeve en bij Bruna te koop, zolang de voorraad strekt.

Tekst: Mary van der Schaal

Herman ging in Baarn ook naar de Middelbare School en tijdens deze periode begon hij al met tekenlessen bij Carel Dapperen, die zelf nog les nam bij kunstschilder August Allebé. Hij koos eerst voor huis- en decorschilder en liet zich inschrijven bij de Kunst Nijverheidschool in Haarlem, waar hij in 1903 zijn diploma haalde. Hij begon als glasschilder bij het bekende glasatelier van ’t Prinsenhof van Schouten in Delft. In 1907 werd hij lid van de vereniging ‘Kunst zij ons doel’, maar met het behoudende karakter van deze club was hij het niet eens en hij richtte samen met kunstschilder Harrie Boot en de mensen die hij daar had leren kennen een eigen vereniging op, die zij de ‘Haarlemse Kunstkring’ noemden. Hij kreeg contact met schimmenspeler Ko Doncker en beeldhouwer J. Brommer en zij besloten samen te gaan werken in een weer nieuwe club van het tekengezelschap ‘De Vijfhoek’.

In 1910 hakte hij de knoop door en ging zich geheel aan de schilderkunst wijden. Zijn onderwerpen waren allerlei: portretten, figuurstudie, landschappen, stillevens, bloemen en eigenlijk alles wat zijn belangstelling wekte. Buiten maakte hij veel schetsen die hij later uitwerkte in olieverf of aquarel, in de kleuren van de Haagse School, die hij erg bewonderde door de warme en rust die daarvan uit ging.

In 1912 werd Kruyder lid van de ‘Amsterdamse Kunstenaarsvereniging St. Lucas’ die veel aandacht schonk aan het Fauvisme (1898-ca.1906: schildering in felle kleuren, onverdund naast elkaar geplaatst, heeft veel raakvlakken met het pointillisme maar vooral in streepjes en puntjes). Kees van Dongen was een fervent fauvist.

Herman exposeerde met zijn tekeningen in deze stijl bij een expositie van Leo Gestel maar zijn belangstelling ging toch meer uit naar het kubisme en expressionisme en daaruit ontwikkelde hij een eigen stijl met een geheel eigen kleurenpalet. Rond 1914 werd Kruyder geïnspireerd door de kubismestroming uit Frankrijk door de kunstenaar Frits van den Berghe die verbonden was aan de ‘Bergense School’.
Rond 1914 kwam hij in contact met het gematigde kubisme van de uit Frankrijk uitgeweken schilder Henri le Fauconnier en met het Vlaamse expressionisme van de schilder Gustave de Smet. Door de invloed van de oorlog 1914-1918, maakte Herman dat jaar een serie aquarellen met enkele aangrijpende oorlogstaferelen, waaronder: ‘Het goede oorlogsjaar voor de dood 1914’ die een tafereel laat zien, waarin de dood gewapend met een zeis op een boerenkar door het ontredderde Belgische land rijdt en gesneuvelde soldaten verzamelt.

In 1916 trouwt hij met Jo Bouman, die zelf ook een verdienstelijk kunstschilder was en zij verhuisden daarna samen naar Heemstede. In zijn atelier daar heeft Kruyder ook schilderlessen gegeven, want ja, er moest ook brood op de plank komen!

Omstreeks 1916-1917 kwam er toch weer een andere sfeer in zijn werk. Hij zwierf meer buiten in de bosrijke omgeving waar zij woonden, schilderde landschappen en bosgezichten, bloemen, takken of dennenappels en blad, maar alles in een geheel eigen vormgeving. In 1917 schilderde hij ‘Paradijs van Adam en Eva tussen rechtopstaande boomstammen’ heeldun geverfd vol licht en kleur. Datzelfde jaar had Herman een solotentoonstelling bij de galerie De Bois in Haarlem. De Bois had veel vertrouwen in het talent van Kruyder en samen sloten zij een contract af op jaarbasis zodat Herman ongestoord kon werken.

In 1922 verhuisden Herman en zijn vrouw naar Bennebroek. Daar lieten zij een huis bouwen door John Wildeboer. Zij hadden veel belangstelling voor honden en uiteindelijk werd een hondenfokkerij hun bron van inkomsten. Zij leefden zeer teruggetrokken tot beiden in een depressie terechtkwamen. Herman werd opgenomen in het Provinciaal ziekenhuis in Utrecht en Jo in de Valeriuskliniek in Amsterdam.

Herman bleef schilderen, maar zijn stijl veranderde langzaam in een geheel eigen weergave van zijn gevoelswereld. Tijdens deze periode schilderde hij: ‘De brief, De Varkensdoder, Het Vogeltje en De Werkstaking’. De Varkensdoder wordt nog steeds gezien als het uitgesproken voorbeeld van het Nederlandse expressionisme.

In 1926 woonde het echtpaar enige tijd in Laren aan het Paadje en in 1927 in Blaricum aan de Mosselweg 3. Een gevelsteen herinnert nu nog aan deze bewoning. Kruyder maakte litho’s, tekeningen in groot formaat en enkele schilderijen. Maar met minder contrasten. Alles wat van zijn hand kwam, was veel meer ingetogen en rustiger van toon geworden. In het begin schilderde hij nog wel eens met Leo Gestel, die na de brand in zijn atelier in Bergen, in Blaricum kwam wonen, maar al snel was dat niet meer mogelijk. Zijn onderwerpen werden onbegrijpelijk. De vermindering in contrasten en halftinten begonnen steeds meer een grotere rol te spelen.De depressies waren sterk van invloed op zijn werk. Beangstigend en beklemmend. Dit werd vooral zichtbaar door vreemde kleurstellingen, monumentale figuren en fysieke vervormingen. Desondanks werd zijn werkzeer gewaardeerd en genoot hij grote bekendheid. 

Kruyder zei daarover: “Ik wil afwijken van de werkelijkheid. Het is mijn bedoeling nooit er van uit te gaan direct te modelleren. Mijns inziens is dit de taak van de beeldhouwer. Ik modelleer ‘de vlakken’. Niet alleen in de volumen, maar ook in de vlakke tinten waarin ik dan de fijnste nuanceringen probeer te krijgen. Uiterlijke effecten laten mij koud. ’t Zijn steeds de hoge waarden van de vlakken die het schilderij doen ontstaan. Steeds krijg ik daardoor een onnoemelijke wisseling van facetten. Niet alleen de kleuren, die daardoor haar kracht bewaren, ook de tonen worden, zonder in facetten te zijn geslepen, duidelijk van elkaar onderscheiden door geen ander middel dan de toets. De toets rythmeert het licht.”

Kruyder en zijn vrouw Jo verhuisden in 1934 weer naar Amsterdam waar ze een atelierwoning in de Zomerdijkstraat betrokken. Daar deed Herman een zelfmoordpoging, waarna hij overleed op 29 april 1935. Zijn vrouw Jo Bouman bleef tot 1940 nog in Amsterdam wonen en verhuisde daarna naar Amersfoort, waar zij in 1973 overleed.

Bronnen: Internet, Centraal Museum, J.H. de Bois, Maandblad voor Beeldende Kunst, De Valk Lexicon. Afbeeldingen: Wikimedia Commons.