De Spaanse griep
In mei 1918 kwamen er berichten door over een vreemde ziekte in Spanje. Ongeveer een derde deel van de Spanjaarden werd plotseling ziek, inclusief de koning. Dat de toen nog goedaardige ziekte een half jaar later zou uitgroeien tot een epidemie die zich over grote delen van de wereld zou uitbreiden was niet te voorzien.
Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 114 [2010-4]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.
Bep (G.L.) De Boer
In juli van dat jaar kwam de geheimzinnige ziekte al voor in Duitsland, Frankrijk, Zweden en Engeland en breidde zich al snel uit naar Zwitserland, Oostenrijk en Hongarije. Via Duitsland bereikte de ziekte ook Nederland. Ons land werd in het laatste jaar van de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) overstroomd met vluchtelingen. Velen waren verzwakt door een tekort aan voedsel en de doorgemaakte ellende. In ons land waren de meeste levensmiddelen op de bon. Door de natte zomer en een slechte oogst werden vooral brood en aardappelen schaarse artikelen. Tevens heerste hier een grote werkeloosheid. Door de verminderde weerstand kon het virus dat de geheimzinnige ziekte veroorzaakte, gemakkelijk toeslaan. Het werd meegedragen door de vele vluchtelingen uit onder andere België, Duitsland en Rusland. Al snel vielen de eerste slachtoffers van de ziekte die al snel de naam Spaanse griep kreeg.
Ook in het Gooi vielen veel slachtoffers. In de Gooi- en Eemlander van 24 augustus 1918 lezen we in een advertentie: “Door de Spaanse griep zijn de tenniswedstrijden tot nader order uitgesteld. Het bestuur der Hilversumse Lawntennisclub”. In Bussum waren van de zeven brieven- en telegrambestellers vijf man geveld door de Spaanse griep. Ook in Eemnes liep het aantal ziekte gevallen met de dag op. In Laren moesten op 9 oktober 1918 enkele klassen van de zusters- en broedersschool naar huis worden gestuurd omdat de leerkrachten ziek waren. De ziekte bleef ook in oktober flink doorzetten. Er waren hele gezinnen die ziek waren. Zodoende vond het bestuur van de “Vereeniging Wijkverpleging” dat het op hun terrein lag hulp te verlenen waar dat nodig was. Er werden een paar “fiksche vrouwen” opgespoord die de hulpbehoevende gezinnen gingen helpen. De voorzitter van de “Vereeniging Wijkverpleging”, Jhr. Snoeck, stelde zich met de geneesheren in verbinding, teneinde er achter te komen waar de meeste hulp nodig was. De gemeente ging meelspijzen (pap) verstrekken ter versterking van de zieken. En de Spaanse griep bleef maar aanhouden in Laren en omgeving. Een winkelier moest zelfs zijn zaak sluiten omdat hij en zijn personeel ziek waren. Het ziekteproces verliep wel kalm, maar van een geregelde huishouding was in heel veel gezinnen geen sprake. Vooral vrouwen en kinderen leden aan de ziekte. In de laatste week van 1918 waren er al negen sterfgevallen en er zouden er nog veel bijkomen. Het klokgelui dat vroeger zelden gehoord werd, behalve dan op de zondagen, klonk toen dagelijks diverse keren.
In Hilversum werd door B&W besloten om de openbare scholen te sluiten. En op 1 november werd wegens de vele ziekte gevallen ook de HBS (Hogere Burger School) gesloten. Ook Blaricum had te lijden onder de Spaanse griep en in Naarden was de ziekte uitgebroken onder de militairen die daar gelegerd waren. De kranten stonden in die dagen vol overlijdens advertenties waarvan de tekst bijna altijd begon met: “Heden overleed na een korte doch droevige ziekte…”.
Half november begon de ziekte in Laren langzamerhand te minderen hoewel er toch nog een paar mensen waren bezweken. De gemeente ging toen krachtige soep verstrekken. Deze soep was gratis te verkrijgen op een bon die werd uitgedeeld door één van de geneesheren, de wijkverpleegster en door mevrouw de weduwe Veldhuijzen. Heel veel zieken hadden versterkende middelen nodig en zij maakten dankbaar gebruik van het aanbod van de gemeente. De vraag was zo groot, dat de politie er aan te pas moest komen om de orde te handhaven bij de uitdeling. Langzaam maar zeker kwam het normale leven weer op gang. De zusters- en broedersscholen hervatten eind november weer de lessen. Hoeveel mensen in Laren aan de Spaanse griep zijn overleden heb ik in niet kunnen achterhalen. In 1918 kwamen ook veel gevallen voor van difteritis. Deze patiënten werden dan vaak opgenomen in ziekenbarakken in Hilversum of Bussum en ook in het Algemeen Ziekenhuis in Utrecht. De gemeente Laren draaide dan voor de kosten op. In het “Jaarlijksch uitvoerig en beredeneerd verslag van de toestand der gemeente Laren” over het jaar 1918 werd onder het hoofdstuk “Heerschenden ziekten” genoemd: 14 gevallen van diphteritis, 2 van roodvonk en 1 van typhus. Met geen letter werd geschreven over het aantal gevallen van de Spaanse griep. In 1918 werden op de Algemene Begraafplaats 21 en op het St. Janskerkhof 73 overledenen begraven. Vergeleken met het jaar 1917 waren dat respectievelijk 9 en 44 en met het jaar 1919 respectievelijk 20 en 43 begrafenissen. Het verschil is duidelijk.
Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek zijn er in Laren 20 personen gestorven aan de Spaanse griep. Dat werd genoteerd onder het hoofdstuk influenza. Volgens mij moeten het er veel meer zijn, gezien de berichten en de overlijdens advertenties in de kranten. In Noord Holland waren er 2595 slachtoffers en in heel Nederland 17.396. In Europa stierven 2 miljoen mensen aan de Spaanse griep en over de hele wereld maakte de ziekte bijna 25 miljoen slachtoffers. Later kwamen er meerdere soorten griep zoals o.a. de Aziatische en de Mexicaanse griep. Ook ingrijpend, en weer vielen er slachtoffers. Hopelijk is de griep ondertussen goed onder controle en kunnen we, indien nodig, de griepprik halen.
Bronnen: De Gooi- en Eemlander 1918; Laarder Courant De Bel 1918; De Nieuwe Gooilander 1918; Archief Gemeente Laren; Notulen van de gemeenteraad Laren 1918; Centraal Bureau voor de Statistiek.